Luc's - Sportcolumn
Vrijwel alles bij Luc Ceuppens is doorregen met voetbal, maar ook over wielrennen en markante sportfiguren kan hij best wel lyrisch worden.
23-04-2021 - De rechtervoet van God
Hoe zou het ondertussen met Michael Schumacher zijn, wordt hij bewust in coma gehouden tot het coronavirus weg is? Het komt zo in me op bij het begin van het nieuwe Formule 1 seizoen. Voor alle duidelijkheid, ik ben helemaal geen fan van het circus op vier wielen. Oersaai, de F1-rijders zijn allemaal nette figuren geworden. Geen rock-‘n-roll meer zoals bij James Hunt of Emerson Fittipaldi. Van echte suspense is er nog weinig sprake. Van magie al lang niet meer, zelfs de pitspoezen zijn niet meer wat ze geweest zijn. Niet de rijders, maar de bolides en de technische staf dienen op het podium met champagne te staan spuiten. Slecht voor de roest maar ere wie ere toekomt. De afgemetenheid van bijvoorbeeld Vettel past niet bij het imago van de sport, de grootspraak van Verstappen nog minder.
Ooit kende het circuit echte ‘seigneurs’. Neem nu Graham Hill, patroonheilige van de rijbewijslozen. De Brit, opgegroeid in de suburbs van Noord-Londen, haalde z’n rijbewijs pas op zijn 24ste, maar werd nadien nog wel twee keer wereldkampioen, hij was ook prins van Monaco –in bijberoep-. Moet je hier bij de RVA niet mee afkomen. Maar liefst vijf keer won hij de Grote Prijs van deze dwergstaat. Levensgenieter, graag geziene gast in mondaine kringen. Stijlvol, altijd wel een paar handen vol vrouwen in de buurt.
In de jaren ’60 was autoracen gewoon wachten tot je je te pletter reed tegen een muur of na een verkeerd ingeschatte bocht het publiek invloog. Het leven van een piloot bestond niet uit dagen, weken of maanden, maar uit seconden die met een enorme intensiteit beleefd werden. De fractie dat de aandacht verslapte, kon fataal zijn. Hill was samen met Jackie Stewart en Jim Clark in de jaren ’60 beter gekend als de Drie Musketeers. Daar kwam in 1968 een voortijdig einde aan toen Clark op het circuit van Hockenheim een klapband kreeg, de controle over het stuur verloor en tegen een boom knalde. De boom gaf Clark geen schijn van kans. Ook Hill zag niet veel later de dood in de ogen. Aan de GP van Amerika hield hij twee gebroken benen over, waarvan hij snel herstelde. Op zijn ziekenhuisbed kreeg hij het idee om een autobiografie te schrijven. De titel had hij al, 'The Life and the Minute'. In één minuut kan je leven er helemaal anders uitzien. Nog voor hij letterlijk kon wandelen, zat hij alweer in het vliegtuig. Vliegen was zijn grote hobby. In de Formule 1 bereikte hij niet meer zijn hoogste niveau. In 1972 schreef hij wel de 24 uur van Le Mans op zijn naam, waardoor hij als enige in de geschiedenis de Triple Crown heeft verwezenlijkt: winst in de Indianapolis 500, de 24 uren van Le Mans en in de Grote Prijs van Monaco Formule 1. Het leven en de minuut. Je hebt maar één noodlottige minuut nodig om er nooit nog één mee te maken. Dat gebeurde in het geval van Hill op 29 november 1975. Hij was net gestopt als autocoureur. Hill, Brise en nog vier inzittenden van het team kwamen om toen ze terugkeerden uit Zuid-Frankrijk waar ze tests deden voor een nieuwe wagen.
De piloot van de Piper Aztec was Hill zelf, dikke mist belemmerde het zicht. Hill probeerde in de buurt van Londen een noodlanding te maken, maar dat was buiten die ene boom gerekend waardoor het vliegtuigje meteen in brand vloog. Die verdomde bomen staan ook overal in weg.
Als er me toch iemand kon bekoren was het Ayrton Senna. Toen ik in São Paulo was, ben ik zijn graf gaan bezoeken. Je komt hem daar werkelijk overal tegen. Op de internationale luchthaven, zelfs de toegangsweg is naar hem vernoemd. Een goddelijke status niet meer of minder. In Rio zou hij in de plaats van het christusbeeld staan. Scholen, garages, winkels, sporthallen en zelfs een metrostation zijn naar de racelegende vernoemd. Hij ligt begraven op het Cemitério do Morumbi, een serene groene oase in een glooiend landschap. Het graf is van zeldzaam schone simpelheid. Zo’n grote man, zo’n eenvoudig gedenkteken. De steen draagt slechts zijn naam, zijn geboorte- en sterfdatum en de bijbeltekst ‘Niets kan mij scheiden van de liefde van God’. Zo wil je je grote, oneindige slaap slapen. Lewis Hamilton noemt Senna nog steeds zijn belangrijkste bron van inspiratie. En als je Rubens Barrichello in een emotionele bui treft, wellen de tranen nog altijd op wanneer zijn idool ter sprake komt. Op 1 mei, Senna’s sterfdag, loopt het kerkhof nog steeds redelijk vol. Vooral voor Japanners blijkt het een waar bedevaartsoord te zijn. Senna boorde zich 26 jaar geleden in Imola door een muur, waarom stond daar toen geen verdomde boom?
14-12-2020 - Doelwachters
Ik en keepers. Dat komt nooit meer goed. Voetbal wordt met de voeten gespeeld, niet met de handen. Doelmannen zijn buitenbeentjes, geen echte voetballers. Ze zijn vaker dan gemiddeld excentrieke eenlingen en soms spectaculaire sluitposten. "Ich habe in Belgien ook vele elfmeters gestopft und ich maak das hier ook". Onvergetelijk.
De keeper was vroeger vastgeplakt op zijn doellijn met secondenlijm en was zijn loopbaan begonnen als doelpaal of cornervlag. Doorgaans wat kleinere jongetjes, gepest op school, die niet goed genoeg met de bal uit de voeten konden en net als de linksachter mochten meedoen omdat het spel nu eenmaal met 11 dient gespeeld te worden. Met wat geluk viel er al eens iemand gekwetst uit en mocht de keeper meevoetballen, viel de doelpaal in als keeper en werd de cornervlag doelpaal. Als kind verging het me net zo. Toen ik mijn eerste aansluitingskaart tekende, was de enige vacante plaats in de ploeg doelman, het leverde gegarandeerd speelminuten op en ik mocht met een vals paspoort reeds de eerstvolgende zondag aantreden. 0-10 verlies thuis tegen Hoboken notabene. Want als ik –echt- wou voetballen moest ik zes weken wachten werd me verteld. Vanaf dat moment was ik 'keeper', maar het kon net zo goed martelaar, boeteling of zondebok geweest zijn. Van klein lulletje over vliegenvanger tot schietschijf. Mijn enige taak bestond erin tegendoelpunten te voorkomen. Daarbij mocht je te allen tijden, binnen het strafschopgebied, je handen gebruiken. Terugspeelballen kon je nog gewoon oprapen. Je enige bescherming tegen de aanstormende spitsen was je knie optrekken en je ellebogen uitzetten. Maar een kind leert snel.
Mijn idolen in die tijd. Jean Nicolay, Pat Jennings en Lev Yashin natuurlijk. De Zwarte Spin die eigenlijk nooit in het zwart speelde. Hij droeg altijd een donkerblauwe, wollen trui, maar wat zie je in de zwart-wit televisietijd? De Zwarte Spin kreeg al op jonge leeftijd last van een maagzweer. Het gevolg van het ongezond eten tijdens Wereldoorlog II en overleed finaal aan maagkanker. Toen hij pas 48 was had hij ook al een hartaanval gehad, vaak het lot van fanatieke rokers. Zijn problemen hielden hiermee niet op, want er werd bij hem ook nog een been geamputeerd. De man die uitgeroepen werd tot beste doelman van de 20ste eeuw werd ook in het voetbal niet altijd gespaard. Hij bezorgde de Sovjetunie in 1960 de Europese titel en hij was de enige doelman in de geschiedenis die de Ballon d’Or als beste Europese Speler kreeg uitgereikt (1963). Desondanks kreeg hij twee jaar later de schuld in de schoenen geschoven voor de uitschakeling van zijn land voor het WK ’62. De fans waren zo boos dat ze een paar ruiten ingooiden bij hun held. Lev besloot een tijdje te stoppen en ging vissen, zijn favoriete hobby, net als Rensenbrink, net als mijn vader. Het duurde een half jaar vooraleer hij weer onder de lat stond bij Dynamo Moskou, zijn enige club. Hij zat een hele tijd op de bank. Wist je dat Russische keepers in die tijd niet op de bank bij de andere spelers mochten zitten?
Maar op een bankje achter het doel moesten plaatsnemen? Ja, als je niet kan voetballen, hoor je niet bij de voetballers. Het duurde nog een hele tijd voor Lev weer voor de nationale ploeg mocht aantreden. Hij kreeg pas zijn plaats terug na een verbluffende partij in Londen met de ploeg van de Rest van de Wereld. De hele wereld eiste dat hij opnieuw de nummer één van Rusland zou worden. Op latere leeftijd werd hij bij Dynamo, zijn Dynamo, opzijgeschoven als teamdirecteur.
Ondank is ’s werelds loon. Zeker voor keepers en koks.
Nu heb je alleen nog krokketenvangers, balwegboksers zijn het geworden, erger nog kleurloze figuren, haast voetballers. Zie je gasten als Neuer of Courtois al de “Scorpion Kick” van Higuita nadoen? Zie je zo`n David de Gea al met de lat gelijk liggen zoals Jan Van Beveren? Zie je Mignolet al scoren op vrijetrap zoals Rogério Ceni, de Braziliaanse legende die gedurende zijn carrière maar liefst 131 doelpunten scoorde? De tijd van de mooie doelwachters is definitief voorbij. Ooit al eens de moeite genomen om in een doelmond rond te wandelen? Je kunt erin verdwalen. Waar doelmannen lopen groeit geen gras meer. Het is een eenzame bezigheid, vanuit de verte naar een wedstrijd kijken. Als kraai vermomd in het zwart, wachtend op de executie. Het doelpunt, het feest van het voetbal gaat vaak aan hen voorbij. Nummer één op de rug, eerst om te ontvangen, eerst om te betalen. Er is niets zo erg al een bal uit je netten halen.
Vroeger ging ik al eens naar musea. Het etnografisch museum in Antwerpen, Centre Pompidou, Picasso en Miro in Barcelona, Bilbao, Madamme Tussauds, The National Museum of the American Indian in Washington. Tot ik op een blauwe zaterdagmorgen in het S.M.A.K. in Gent aanbelandde, waar ik plots oog in oog stond met het glazen doel van Wim Delvoye en een versleten voetbal op negen meter. Ik stond aan de grond genageld er overviel me een ijzige kilte. Ik kende de man alleen van zijn getatoeëerde varkens. Een zaalvoetbaldoel met glas-in-lood ramen in plaats van netten. Een raak schot en alles ligt aan scherven. Ga daar maar eens in staan spookte het heel de tijd door mijn hoofd, zeker met Messi achter de bal. Ik ontdekte er de immense verantwoordelijkheid van de doelwachter. De keeper als behoeder van het kwetsbare. Hij maakte twaalf soortgelijke werken. Goals!
Een must voor wie ooit doelwachter wil worden.
Ik en keepers. Dat komt nooit meer goed. Voetbal wordt met de voeten gespeeld, niet met de handen. Doelmannen zijn buitenbeentjes, geen echte voetballers. Ze zijn vaker dan gemiddeld excentrieke eenlingen en soms spectaculaire sluitposten. "Ich habe in Belgien ook vele elfmeters gestopft und ich maak das hier ook". Onvergetelijk.
De keeper was vroeger vastgeplakt op zijn doellijn met secondenlijm en was zijn loopbaan begonnen als doelpaal of cornervlag. Doorgaans wat kleinere jongetjes, gepest op school, die niet goed genoeg met de bal uit de voeten konden en net als de linksachter mochten meedoen omdat het spel nu eenmaal met 11 dient gespeeld te worden. Met wat geluk viel er al eens iemand gekwetst uit en mocht de keeper meevoetballen, viel de doelpaal in als keeper en werd de cornervlag doelpaal. Als kind verging het me net zo. Toen ik mijn eerste aansluitingskaart tekende, was de enige vacante plaats in de ploeg doelman, het leverde gegarandeerd speelminuten op en ik mocht met een vals paspoort reeds de eerstvolgende zondag aantreden. 0-10 verlies thuis tegen Hoboken notabene. Want als ik –echt- wou voetballen moest ik zes weken wachten werd me verteld. Vanaf dat moment was ik 'keeper', maar het kon net zo goed martelaar, boeteling of zondebok geweest zijn. Van klein lulletje over vliegenvanger tot schietschijf. Mijn enige taak bestond erin tegendoelpunten te voorkomen. Daarbij mocht je te allen tijden, binnen het strafschopgebied, je handen gebruiken. Terugspeelballen kon je nog gewoon oprapen. Je enige bescherming tegen de aanstormende spitsen was je knie optrekken en je ellebogen uitzetten. Maar een kind leert snel.
Mijn idolen in die tijd. Jean Nicolay, Pat Jennings en Lev Yashin natuurlijk. De Zwarte Spin die eigenlijk nooit in het zwart speelde. Hij droeg altijd een donkerblauwe, wollen trui, maar wat zie je in de zwart-wit televisietijd? De Zwarte Spin kreeg al op jonge leeftijd last van een maagzweer. Het gevolg van het ongezond eten tijdens Wereldoorlog II en overleed finaal aan maagkanker. Toen hij pas 48 was had hij ook al een hartaanval gehad, vaak het lot van fanatieke rokers. Zijn problemen hielden hiermee niet op, want er werd bij hem ook nog een been geamputeerd. De man die uitgeroepen werd tot beste doelman van de 20ste eeuw werd ook in het voetbal niet altijd gespaard. Hij bezorgde de Sovjetunie in 1960 de Europese titel en hij was de enige doelman in de geschiedenis die de Ballon d’Or als beste Europese Speler kreeg uitgereikt (1963). Desondanks kreeg hij twee jaar later de schuld in de schoenen geschoven voor de uitschakeling van zijn land voor het WK ’62. De fans waren zo boos dat ze een paar ruiten ingooiden bij hun held. Lev besloot een tijdje te stoppen en ging vissen, zijn favoriete hobby, net als Rensenbrink, net als mijn vader. Het duurde een half jaar vooraleer hij weer onder de lat stond bij Dynamo Moskou, zijn enige club. Hij zat een hele tijd op de bank. Wist je dat Russische keepers in die tijd niet op de bank bij de andere spelers mochten zitten?
Maar op een bankje achter het doel moesten plaatsnemen? Ja, als je niet kan voetballen, hoor je niet bij de voetballers. Het duurde nog een hele tijd voor Lev weer voor de nationale ploeg mocht aantreden. Hij kreeg pas zijn plaats terug na een verbluffende partij in Londen met de ploeg van de Rest van de Wereld. De hele wereld eiste dat hij opnieuw de nummer één van Rusland zou worden. Op latere leeftijd werd hij bij Dynamo, zijn Dynamo, opzijgeschoven als teamdirecteur.
Ondank is ’s werelds loon. Zeker voor keepers en koks.
Nu heb je alleen nog krokketenvangers, balwegboksers zijn het geworden, erger nog kleurloze figuren, haast voetballers. Zie je gasten als Neuer of Courtois al de “Scorpion Kick” van Higuita nadoen? Zie je zo`n David de Gea al met de lat gelijk liggen zoals Jan Van Beveren? Zie je Mignolet al scoren op vrijetrap zoals Rogério Ceni, de Braziliaanse legende die gedurende zijn carrière maar liefst 131 doelpunten scoorde? De tijd van de mooie doelwachters is definitief voorbij. Ooit al eens de moeite genomen om in een doelmond rond te wandelen? Je kunt erin verdwalen. Waar doelmannen lopen groeit geen gras meer. Het is een eenzame bezigheid, vanuit de verte naar een wedstrijd kijken. Als kraai vermomd in het zwart, wachtend op de executie. Het doelpunt, het feest van het voetbal gaat vaak aan hen voorbij. Nummer één op de rug, eerst om te ontvangen, eerst om te betalen. Er is niets zo erg al een bal uit je netten halen.
Vroeger ging ik al eens naar musea. Het etnografisch museum in Antwerpen, Centre Pompidou, Picasso en Miro in Barcelona, Bilbao, Madamme Tussauds, The National Museum of the American Indian in Washington. Tot ik op een blauwe zaterdagmorgen in het S.M.A.K. in Gent aanbelandde, waar ik plots oog in oog stond met het glazen doel van Wim Delvoye en een versleten voetbal op negen meter. Ik stond aan de grond genageld er overviel me een ijzige kilte. Ik kende de man alleen van zijn getatoeëerde varkens. Een zaalvoetbaldoel met glas-in-lood ramen in plaats van netten. Een raak schot en alles ligt aan scherven. Ga daar maar eens in staan spookte het heel de tijd door mijn hoofd, zeker met Messi achter de bal. Ik ontdekte er de immense verantwoordelijkheid van de doelwachter. De keeper als behoeder van het kwetsbare. Hij maakte twaalf soortgelijke werken. Goals!
Een must voor wie ooit doelwachter wil worden.
28-11-2020 - RIP 'El Diego'
Geen stad ter wereld telt meer psychiaters dan Buenos Aires. Ik ben er drie keer geweest maar het is niet mijn ding. Te Europees, te macho, te luidruchtig, de geur van aangebrand vlees. Ik heb niets met tango en nog minder met het lokaal bier “Quilmes”, kraantjeswater dat binnenloopt als vrouwen op hoge hakken. Men pareert er zwartgalligheid met massahysterie, zoals voor “El Diego”, de briljante balgod met de labiele geest. Voortdurend pendelend tussen perversie en poëzie, tot hij ten onder ging aan de nimmer uitdovende hunkering naar belangstelling. Zijn landgenoten overstelpten hem met verstikkende aandacht. De media pleegden de klassieke karaktermoord: zelfs in de ambulance die hem naar het ziekenhuis voerde voor een ingreep aan de hersenen was hij niet veilig. Zelfs in zijn graf zal hij niet veilig zijn.
Eerder al filmde een cameraploeg de verwijdering van de schroef rond zijn geopereerde enkel (1984); overhaalde een televisiestation een CIA-controleur tot een test met een leugendetector om te ‘bewijzen’ dat hij de vader was van een buitenechtelijk kind (1987); stalden dokters voor de verzamelde pers zijn flesje met getroebleerde urine uit na een zoveelste mislukte comeback (1998). Dat was nog klein bier in vergelijking met het legertje paparazzifotografen dat zich in 1991 om zes uur in de ochtend voor zijn flat had verzameld bij een ‘geheime politie-inval’, op zoek naar dertig gram drugs.
Als gevolg van deze bizarre worsteling met een niet in te vullen verwachtings- patroon zocht hij de vlucht in de snelle verdoving. Hij evolueerde van wonderbaarlijke voetballer tot volgevreten vent, die op zijn veertigste al rondliep met een hartslagmeter en op zijn vijfenveertigste een levensreddende vetschortoperatie onderging. Zijn gekwetste ziel was uitermate vatbaar voor manipulatie: drugsparty’s, seksschandalen en processen als gevolg van scheldpartijen, geweldplegingen en zakelijke banden met maffiosi en andere onderwereldfiguren.
Het klassiek Hollywoodverhaal van een straatarme jongen uit Villa Fiorito, die zich vanuit de modder omhoog knokt om daarna genadeloos diep te vallen. Armoede, succes, seks, drugs, rock-’n-roll, drama: wat wil je nog meer. Maar los van al die opzichtige tragiek en glorie, is er meer wat hem tot de populairste voetballer aller tijden maakt.
Zijn weergaloze spel, uiteraard, daar begon alles mee. Hij was niet alleen ongekend wendbaar, snel en balvaardig, hij had het vermogen om een wedstrijd volledig te domineren, om een elftal als het ware op zijn rug te nemen. Supporters en ploeggenoten voelden dat: “Volg mij, geef mij de bal, dan komt het goed.’’ Hij voetbalde bovendien als een straatvechter: altijd voorop in de strijd. Een speler die zich nooit verstopte, een leider op wie je in het veld volledig kon vertrouwen.
De Uruguayaanse literator Eduardo Galeano vatte het in zijn boek ‘Glorie en tragiek van het voetbal’ accuraat samen: “Maradona droeg een last die ‘Maradona’ heette. Zijn benen deden pijn, zonder tabletten kon hij niet slapen. De verantwoordelijkheid om als God in de stadions te werken, was ondraaglijk.
Maar hij kon er niet mee stoppen. Hij was onderworpen aan de tirannie van de bovenmenselijke inspanning, volgestopt met cortisone, pijnstillers en toejuichingen; belaagd door de eisen van zijn bewonderaars en door de haat van de machtigen die hij had gekrenkt.
”El Diego”.
Wie is hij?
Het mysterie Maradona blijft ondoorgrondelijk. Zelfs op zijn 60 ste. Zelfs nu hij dood is. Hij trainde momenteel een ploegje, eerste klasse Argentinië, na een Mexicaans avontuur bij Dorados in Mexico. In het Nederlands betekent de naam van zijn voetbalploeg: turnen en schermen. Diego kreeg als bonus bij zijn tekengeld een cadeautje: in de dug-out mag hij, die tegenwoordig zo lang is als hij breed is, gaan zitten op een troon. Vorstelijk. Smetteloos wit en door hemzelf gesigneerd. Pontificaal vlijt hij zich neer. Wordt na elke thuismatch per opbod verkocht want die Argentijnen zijn wel goed, maar niet gek. Diego’s voorstel om de kalklijnen te vervangen door coke van een goed jaar werd dan weer nipt weggestemd. De media besteden elke dag twee uur zendtijd aan deze middenmoter. Het tekent de opulentie en de verafgoding die men hier heeft voor sportvedetten, zelfs uit ver vervlogen tijd. Meer dan 1 miljoen mensen op zijn begrafenis.
Ik heb hem jammer genoeg nooit in het echt zien spelen. Wel heb ik me vaak verbonden met hem gevoeld. Mijn top 3 van onvergetelijke Diego-momenten:
3. De beroemdste opwarming aller tijden, iedereen kent ze wel. Diego Maradona tovert achteloos met de bal voor de halve finale in de Uefacup met Napoli tegen Bayern München in 1989, dit alles op het liedje 'Live is life'. Losse veters, de wedstrijd moest nog beginnen en Bayern hing al in de touwen.
https://www.youtube.com/watch?app=desktop&feature=youtu.be&v=s7ZjU-6iSwk&ab_channel=Maradonainedito-Canal2.0
2. Training in the mud back in 1986, een filmpje van een minuut en twaalf seconden. Het is na de training. Nog even lekker dollen. Geen afscheid kunnen nemen van de bal, van het veld. Er is niets anders op de wereld dan die bal. Dat zanderige, hobbelige veld met plassen regenwater, net de put van Nielse in al zijn glorie. Die zorgeloze liefde voor het spelletje. Er is geen wereld buiten het veld. Hoe gelukkig waren we zelf toen we konden spelen?
https://www.youtube.com/watch?v=_sqbnjDyDgk&ab_channel=JogoBonito
3. Mar del Plata 5 november 2005. De Venezolaanse president Chavez die geen vrijhandelsverdrag met Amerika wil ondertekenen, heeft samen met Fidel Castro het voorstel gelanceerd een Bolivariaanse handelszone als alternatief te vormen. Maradona is helemaal met de “peace train” overgekomen van Buenos Aires om het initaitief te ondersteunen.
Gehuld in een wit T-shirt met opschrift 'Bush War Criminal' stapt hij uit de trein en steekt onder de traditionele linkse strijdkreten de zowaar verkeerde vuist in de lucht. Hij passeert me aan de uitgang ter hoogte van spoor 12. Een slip van zijn jas raakte mijn hand. Een minuut of wat later waste ik, na toiletbezoek, zonder na te denken die hand. Dat had ik nooit moeten doen.
Nooit verlegen om een straffe uitspraak. “In de zestienmeter komen en niet op doel kunnen schieten, dat is zoals dansen met je zus of ”Achter gesloten deuren spelen, dat is zoals voetballen op een kerkhof” en “Ik heb clásicos gespeeld, maar Boca - River, dat is van een andere orde. Mijn borstkas stond in brand. Ik had de indruk dat ik de nacht ging doorbrengen met Julia Roberts”.
Ik graai nog even in mijn platenkast en zet “Peter Sarstedt – Where Do You Go To My Lovely” op, met een knipoog naar dat kleine gekke genie, Napels en Dries Mertens. Nooit meer nummer 10 op de velden, dat wordt wennen.
Geen stad ter wereld telt meer psychiaters dan Buenos Aires. Ik ben er drie keer geweest maar het is niet mijn ding. Te Europees, te macho, te luidruchtig, de geur van aangebrand vlees. Ik heb niets met tango en nog minder met het lokaal bier “Quilmes”, kraantjeswater dat binnenloopt als vrouwen op hoge hakken. Men pareert er zwartgalligheid met massahysterie, zoals voor “El Diego”, de briljante balgod met de labiele geest. Voortdurend pendelend tussen perversie en poëzie, tot hij ten onder ging aan de nimmer uitdovende hunkering naar belangstelling. Zijn landgenoten overstelpten hem met verstikkende aandacht. De media pleegden de klassieke karaktermoord: zelfs in de ambulance die hem naar het ziekenhuis voerde voor een ingreep aan de hersenen was hij niet veilig. Zelfs in zijn graf zal hij niet veilig zijn.
Eerder al filmde een cameraploeg de verwijdering van de schroef rond zijn geopereerde enkel (1984); overhaalde een televisiestation een CIA-controleur tot een test met een leugendetector om te ‘bewijzen’ dat hij de vader was van een buitenechtelijk kind (1987); stalden dokters voor de verzamelde pers zijn flesje met getroebleerde urine uit na een zoveelste mislukte comeback (1998). Dat was nog klein bier in vergelijking met het legertje paparazzifotografen dat zich in 1991 om zes uur in de ochtend voor zijn flat had verzameld bij een ‘geheime politie-inval’, op zoek naar dertig gram drugs.
Als gevolg van deze bizarre worsteling met een niet in te vullen verwachtings- patroon zocht hij de vlucht in de snelle verdoving. Hij evolueerde van wonderbaarlijke voetballer tot volgevreten vent, die op zijn veertigste al rondliep met een hartslagmeter en op zijn vijfenveertigste een levensreddende vetschortoperatie onderging. Zijn gekwetste ziel was uitermate vatbaar voor manipulatie: drugsparty’s, seksschandalen en processen als gevolg van scheldpartijen, geweldplegingen en zakelijke banden met maffiosi en andere onderwereldfiguren.
Het klassiek Hollywoodverhaal van een straatarme jongen uit Villa Fiorito, die zich vanuit de modder omhoog knokt om daarna genadeloos diep te vallen. Armoede, succes, seks, drugs, rock-’n-roll, drama: wat wil je nog meer. Maar los van al die opzichtige tragiek en glorie, is er meer wat hem tot de populairste voetballer aller tijden maakt.
Zijn weergaloze spel, uiteraard, daar begon alles mee. Hij was niet alleen ongekend wendbaar, snel en balvaardig, hij had het vermogen om een wedstrijd volledig te domineren, om een elftal als het ware op zijn rug te nemen. Supporters en ploeggenoten voelden dat: “Volg mij, geef mij de bal, dan komt het goed.’’ Hij voetbalde bovendien als een straatvechter: altijd voorop in de strijd. Een speler die zich nooit verstopte, een leider op wie je in het veld volledig kon vertrouwen.
De Uruguayaanse literator Eduardo Galeano vatte het in zijn boek ‘Glorie en tragiek van het voetbal’ accuraat samen: “Maradona droeg een last die ‘Maradona’ heette. Zijn benen deden pijn, zonder tabletten kon hij niet slapen. De verantwoordelijkheid om als God in de stadions te werken, was ondraaglijk.
Maar hij kon er niet mee stoppen. Hij was onderworpen aan de tirannie van de bovenmenselijke inspanning, volgestopt met cortisone, pijnstillers en toejuichingen; belaagd door de eisen van zijn bewonderaars en door de haat van de machtigen die hij had gekrenkt.
”El Diego”.
Wie is hij?
Het mysterie Maradona blijft ondoorgrondelijk. Zelfs op zijn 60 ste. Zelfs nu hij dood is. Hij trainde momenteel een ploegje, eerste klasse Argentinië, na een Mexicaans avontuur bij Dorados in Mexico. In het Nederlands betekent de naam van zijn voetbalploeg: turnen en schermen. Diego kreeg als bonus bij zijn tekengeld een cadeautje: in de dug-out mag hij, die tegenwoordig zo lang is als hij breed is, gaan zitten op een troon. Vorstelijk. Smetteloos wit en door hemzelf gesigneerd. Pontificaal vlijt hij zich neer. Wordt na elke thuismatch per opbod verkocht want die Argentijnen zijn wel goed, maar niet gek. Diego’s voorstel om de kalklijnen te vervangen door coke van een goed jaar werd dan weer nipt weggestemd. De media besteden elke dag twee uur zendtijd aan deze middenmoter. Het tekent de opulentie en de verafgoding die men hier heeft voor sportvedetten, zelfs uit ver vervlogen tijd. Meer dan 1 miljoen mensen op zijn begrafenis.
Ik heb hem jammer genoeg nooit in het echt zien spelen. Wel heb ik me vaak verbonden met hem gevoeld. Mijn top 3 van onvergetelijke Diego-momenten:
3. De beroemdste opwarming aller tijden, iedereen kent ze wel. Diego Maradona tovert achteloos met de bal voor de halve finale in de Uefacup met Napoli tegen Bayern München in 1989, dit alles op het liedje 'Live is life'. Losse veters, de wedstrijd moest nog beginnen en Bayern hing al in de touwen.
https://www.youtube.com/watch?app=desktop&feature=youtu.be&v=s7ZjU-6iSwk&ab_channel=Maradonainedito-Canal2.0
2. Training in the mud back in 1986, een filmpje van een minuut en twaalf seconden. Het is na de training. Nog even lekker dollen. Geen afscheid kunnen nemen van de bal, van het veld. Er is niets anders op de wereld dan die bal. Dat zanderige, hobbelige veld met plassen regenwater, net de put van Nielse in al zijn glorie. Die zorgeloze liefde voor het spelletje. Er is geen wereld buiten het veld. Hoe gelukkig waren we zelf toen we konden spelen?
https://www.youtube.com/watch?v=_sqbnjDyDgk&ab_channel=JogoBonito
3. Mar del Plata 5 november 2005. De Venezolaanse president Chavez die geen vrijhandelsverdrag met Amerika wil ondertekenen, heeft samen met Fidel Castro het voorstel gelanceerd een Bolivariaanse handelszone als alternatief te vormen. Maradona is helemaal met de “peace train” overgekomen van Buenos Aires om het initaitief te ondersteunen.
Gehuld in een wit T-shirt met opschrift 'Bush War Criminal' stapt hij uit de trein en steekt onder de traditionele linkse strijdkreten de zowaar verkeerde vuist in de lucht. Hij passeert me aan de uitgang ter hoogte van spoor 12. Een slip van zijn jas raakte mijn hand. Een minuut of wat later waste ik, na toiletbezoek, zonder na te denken die hand. Dat had ik nooit moeten doen.
Nooit verlegen om een straffe uitspraak. “In de zestienmeter komen en niet op doel kunnen schieten, dat is zoals dansen met je zus of ”Achter gesloten deuren spelen, dat is zoals voetballen op een kerkhof” en “Ik heb clásicos gespeeld, maar Boca - River, dat is van een andere orde. Mijn borstkas stond in brand. Ik had de indruk dat ik de nacht ging doorbrengen met Julia Roberts”.
Ik graai nog even in mijn platenkast en zet “Peter Sarstedt – Where Do You Go To My Lovely” op, met een knipoog naar dat kleine gekke genie, Napels en Dries Mertens. Nooit meer nummer 10 op de velden, dat wordt wennen.
12-10-2020 - De rode vod
Volgende zondag 18 oktober staat de Ronde van Vlaanderen op het programma. Had je dat vorig jaar op café vertelt dan zat je nu in Duffel opgesloten tussen vier muren, onder de valium en de prozac. Niet-wielerliefhebbers denken waarschijnlijk dat het om een veldrit gaat of om de nieuwe tournee van Will Tura of om de opnames voor ‘Man bijt hond’. Frank Vandenbroucke, vandaag 12 oktober, elf jaar onder de zoden draait zich om in zijn graf. Kijk, als de ene Frank terug in de gratie van het grote publiek valt, dan de andere ook. Als geld verbranden en de aankoop van kernwapens met de mantel der liefde worden toegedekt dan ook cocaïne en amfetaminegebruik. Eerlijk, toch?
Woelig, supertalent, Mapei, hoge pieken, sexy, gedurfd, diepe dalen, La Redoute, charisma, de prachtige Cofidis teamfiets, uitzonderlijke klasse. Het zijn maar enkele woorden die me te binnenschieten als ik aan Vandenbroucke denk. Evenknie van Fausto Coppi, niet qua stijl, daarvoor zat VDB te mooi op de fiets, niet qua palmares. De carrière van Vandenbroucke kan niet tippen aan die van de Italiaan, maar men zal hem altijd blijven herinneren als de renner die net zo groot had kunnen worden als hij zichzelf niet was tegengekomen. Er zijn nogal wat gelijkenissen.
Coppi, dat was de tijd dat je als wielrenner nog zelf je tube moest plakken.
Dat een wijntje halverwege de beklimming van de Galibier er nog af kon en verder gewoon hard fietsen om een legende te worden. Kübler, Koblet, Bartali, Bobet, Bahamontes en Anquetil. Allemaal namen waar met ontzag wordt over gesproken, renners wier prestaties worden bewierookt. Helden uit een vervlogen wielertijd waar met enig heimwee aan wordt teruggedacht. De heroïek in het wielrennen is gebaseerd op het vergeten van feiten en verhalen, verhalen die dan opgesmukt kunnen worden naarmate de herinneringen meer en meer vervagen. In een tijd dat er nauwelijks beelden waren, is dat gemakkelijker dan in recentere tijden waarin de wielerfan zelf op de eerste rij zit, terwijl hij vroeger overgeleverd was aan de krant of aan Sport`70 waarin feiten steevast geromantiseerd werden.
Coppi en VDB, de Maradonna`s van het wielrennen. Vroeg sterven heeft hun mythes ongetwijfeld een extra stimulans gegeven. Losbollen, op de fiets en in de liefde. Coppi was op en top professioneel bezig met zijn vak. Dat kon je van Frank niet altijd zeggen. Hij lette zelfs op zijn voeding, een rariteit toentertijd. Maar ook op medisch vlak was hij zijn tijd vooruit en hij sprak daar vrijuit over. Met name over “La Bomba”, een verbloeming voor een cocktail met amfetamines. Geef toe, het klinkt poëtischer dan bloedtransfusies of GW1516. Frank gebruikte alles, alcohol, vreemdsoortige kruiden – vaak zelfs – om zich te ontdoen van de pijn van het dagelijks leven en liet zich adviseren door een dubieuze paardendokter. Hij nam antidepressiva om zijn extreme gevoelens af te vlakken. Hij ondernam twee zelfmoordpogingen en werd tweemaal opgenomen in een psychiatrische kliniek.
Beiden waren niet al te gelukkig getrouwd. De ene met Bruna, de andere met Clothilde, waarom moet ik bij die naam steeds aan Ruisbroek denken ?
Beiden hervonden ze hun lust in leven en wielrennen in de armen van een Italiaanse schone. De ene bij de Napolitaanse Giulia Locatelli die, omdat zij altijd in witte kleding heimelijk bij de finish stond opgesteld, "de Witte Dame" werd genoemd. De andere bij Sarah Pinacci een bloemenmeisje uit Genua, die meestal iets minder heimelijk bij de finish stond opgesteld.
Coppi heeft altijd beweerd dat zijn wereldtitel op de weg in '53 in Lugano het resultaat is geweest van zijn gevoelens voor Giulia die hem had toegezegd bij de finish op hem te zullen staan wachten, deze keer in zwarte kleren. Beroemd is dan ook de foto waarop de kersverse wereldkampioen van zijn geliefde de bloemen overhandigd krijgt. Sarah gaf VDB vleugels in de Ronde van Spanje 1999. Het bewijs dat sex voor de wedstrijd best kan.
Ze gingen beiden een grens over en er was geen weg terug, alleen de kronkelende hellingen naar de pieken van de ziel, waar ontroostbaarheid op de troon der vergankelijkheid zit. Vuur, passie, ongeremd karakter, splijtende demarrages, sarren van de tegenstanders. Waar fietst een dromer heen, vraag je je af ?
Steeds harder op weg naar nergens, in een wielercultuur vergeven van doping.
Ze kwamen aan in Afrika, maar daar had de finish niet moeten liggen. Voor geen van beiden. Coppi liep in het najaar van 1959 in Opper-Volta, het huidige Burkina Faso, malaria op en overleed op 2 januari 1960. VDB stierf in Senegal. Beiden veel te jong 40 en 34. Momenten waarop ook het wielrennen een beetje stierf.
Volgende zondag 18 oktober staat de Ronde van Vlaanderen op het programma. Had je dat vorig jaar op café vertelt dan zat je nu in Duffel opgesloten tussen vier muren, onder de valium en de prozac. Niet-wielerliefhebbers denken waarschijnlijk dat het om een veldrit gaat of om de nieuwe tournee van Will Tura of om de opnames voor ‘Man bijt hond’. Frank Vandenbroucke, vandaag 12 oktober, elf jaar onder de zoden draait zich om in zijn graf. Kijk, als de ene Frank terug in de gratie van het grote publiek valt, dan de andere ook. Als geld verbranden en de aankoop van kernwapens met de mantel der liefde worden toegedekt dan ook cocaïne en amfetaminegebruik. Eerlijk, toch?
Woelig, supertalent, Mapei, hoge pieken, sexy, gedurfd, diepe dalen, La Redoute, charisma, de prachtige Cofidis teamfiets, uitzonderlijke klasse. Het zijn maar enkele woorden die me te binnenschieten als ik aan Vandenbroucke denk. Evenknie van Fausto Coppi, niet qua stijl, daarvoor zat VDB te mooi op de fiets, niet qua palmares. De carrière van Vandenbroucke kan niet tippen aan die van de Italiaan, maar men zal hem altijd blijven herinneren als de renner die net zo groot had kunnen worden als hij zichzelf niet was tegengekomen. Er zijn nogal wat gelijkenissen.
Coppi, dat was de tijd dat je als wielrenner nog zelf je tube moest plakken.
Dat een wijntje halverwege de beklimming van de Galibier er nog af kon en verder gewoon hard fietsen om een legende te worden. Kübler, Koblet, Bartali, Bobet, Bahamontes en Anquetil. Allemaal namen waar met ontzag wordt over gesproken, renners wier prestaties worden bewierookt. Helden uit een vervlogen wielertijd waar met enig heimwee aan wordt teruggedacht. De heroïek in het wielrennen is gebaseerd op het vergeten van feiten en verhalen, verhalen die dan opgesmukt kunnen worden naarmate de herinneringen meer en meer vervagen. In een tijd dat er nauwelijks beelden waren, is dat gemakkelijker dan in recentere tijden waarin de wielerfan zelf op de eerste rij zit, terwijl hij vroeger overgeleverd was aan de krant of aan Sport`70 waarin feiten steevast geromantiseerd werden.
Coppi en VDB, de Maradonna`s van het wielrennen. Vroeg sterven heeft hun mythes ongetwijfeld een extra stimulans gegeven. Losbollen, op de fiets en in de liefde. Coppi was op en top professioneel bezig met zijn vak. Dat kon je van Frank niet altijd zeggen. Hij lette zelfs op zijn voeding, een rariteit toentertijd. Maar ook op medisch vlak was hij zijn tijd vooruit en hij sprak daar vrijuit over. Met name over “La Bomba”, een verbloeming voor een cocktail met amfetamines. Geef toe, het klinkt poëtischer dan bloedtransfusies of GW1516. Frank gebruikte alles, alcohol, vreemdsoortige kruiden – vaak zelfs – om zich te ontdoen van de pijn van het dagelijks leven en liet zich adviseren door een dubieuze paardendokter. Hij nam antidepressiva om zijn extreme gevoelens af te vlakken. Hij ondernam twee zelfmoordpogingen en werd tweemaal opgenomen in een psychiatrische kliniek.
Beiden waren niet al te gelukkig getrouwd. De ene met Bruna, de andere met Clothilde, waarom moet ik bij die naam steeds aan Ruisbroek denken ?
Beiden hervonden ze hun lust in leven en wielrennen in de armen van een Italiaanse schone. De ene bij de Napolitaanse Giulia Locatelli die, omdat zij altijd in witte kleding heimelijk bij de finish stond opgesteld, "de Witte Dame" werd genoemd. De andere bij Sarah Pinacci een bloemenmeisje uit Genua, die meestal iets minder heimelijk bij de finish stond opgesteld.
Coppi heeft altijd beweerd dat zijn wereldtitel op de weg in '53 in Lugano het resultaat is geweest van zijn gevoelens voor Giulia die hem had toegezegd bij de finish op hem te zullen staan wachten, deze keer in zwarte kleren. Beroemd is dan ook de foto waarop de kersverse wereldkampioen van zijn geliefde de bloemen overhandigd krijgt. Sarah gaf VDB vleugels in de Ronde van Spanje 1999. Het bewijs dat sex voor de wedstrijd best kan.
Ze gingen beiden een grens over en er was geen weg terug, alleen de kronkelende hellingen naar de pieken van de ziel, waar ontroostbaarheid op de troon der vergankelijkheid zit. Vuur, passie, ongeremd karakter, splijtende demarrages, sarren van de tegenstanders. Waar fietst een dromer heen, vraag je je af ?
Steeds harder op weg naar nergens, in een wielercultuur vergeven van doping.
Ze kwamen aan in Afrika, maar daar had de finish niet moeten liggen. Voor geen van beiden. Coppi liep in het najaar van 1959 in Opper-Volta, het huidige Burkina Faso, malaria op en overleed op 2 januari 1960. VDB stierf in Senegal. Beiden veel te jong 40 en 34. Momenten waarop ook het wielrennen een beetje stierf.
20-09-2020 - Banks of England
Soms sijpelt het nieuws tergend traag tot hier door. Soms maar goed ook.
Een mens kan niet vanalles op de hoogte zijn. Zo verneem ik vandaag pas dat Gordon Banks is overleden, op 12 februari 2019 notabene. Met corona-vertraging gearriveerd. Hij is 81 jaar geworden, net als mijn vader.
Als kind hing zijn portret boven mijn bed. Ook al was ik geen fan van ‘Banksie’ . Dat knalgele shirt, die drie leeuwen in een schild op de linkerborst, die verbeten trekken rond de mondhoeken alsof de brave man in heel zijn leven alleen maar “Fish and chips” naar binnen had gewerkt. Hij leek ook meer op een bankbediende en kon ook zo het Lagerhuis in. Ik hield meer van zwart, de enige kleur die echt bij de gemoedsgesteldheid van een doelwachter past. Mijn helden in het doel waren Yashin, Nicolay and Pat Jennings.
Maar mijn vader bracht ooit, in 1971, zijn poster mee van het werk.
Gekregen van een Engelsman die naast hem en Rik “De Snor” Pauwels, het grote Beveren weet u nog wel, aan de lopende band stond. Zij spraken veel over voetbal en speelden samen enkele wedstrijden met het General Motors team. Ik was 14 en had er net mijn eerste wedstrijd met de kadetten als keeper opzitten. Een 10-0 nederlaag tegen Maccabi. Gasten met behaarde benen, die een kop groter waren dan wij en met de auto naar de wedstrijd kwamen. Maar dat kon allemaal in die tijd, er 10 om je oren krijgen in 60 minuten, dat kan tellen. Door de verhalen van mijn vader en door het gebrek aan andere posters die het saaie behang op mijn kamer konden bedekken, kreeg ‘Banksie’ dus een ereplaats aan de muur, naast de krullebol van Jairzinho.
Even terug in de tijd. Het is 7 juni 1970, Guadalajara, Mexico.
De groepswedstrijd op het WK tussen de titelhouder (Engeland) en de grote favoriet (Brazilië). De Braziliaan Jairzinho breekt door over de rechterkant en laat linksback Terry Cooper, als een versleten driewieler ter plaatse. De voorzet lijkt in eerste instantie te hoog, maar valt perfect op het hoofd van de instormende Pelé die de bal snoeihard naar de grond kopt. Doelpunt, denk je dan meteen. De bal is zo hard en zuiver, zo perfect in de hoek, en zo ver van de keeper, dat Pelé al half omdraait om te gaan juichen. Maar daar is plots Gordon met een karpersprong voor de eeuwigheid.
Hij is zo snel naar de grond, dat het lijkt alsof hij zich in een andere tijdzone bevind, Stanley Kubrick tussen de krijtlijnen. De bal stuit hoog op zodat iedere normale keeper tevergeefs naar de grond zou zijn gedoken. Banks niet. Hij ranselt (het voetbalwoord ‘ranselen’ zou speciaal voor deze redding bedacht kunnen zijn) uit het doel, over de lat heen. “Ik dacht al dat-ie zat’’, zou Pelé meteen zeggen, terwijl hij de opkrabbelende doelman sportief op de schouders slaat. “Dat dacht ik ook’’, antwoordt Banks, lachend. De reactie van Moore is over de plas het meest vermaard. “Je wordt oud, Banksy’’, zegt de Engelse aanvoerder. “Vroeger had je hem klem gehad.’’ De vader aller reddingen was geboren.
Pas jaren later kwam ik er achter dat Banks het grootste deel van de jaren zestig keepte bij het voor mij toen onbekende Leicester City. Hij werd, ondanks het winnen van het WK in 1966, bij het groot vuil gezet, zijn opvolger was de toen 18-jarige Peter Shilton. Brexit, “Banks of England”. Leicester City had tussen 1959 en 1974 dus de beste doelman van Engeland, en met hem volgens velen zelfs de beste doelman van de wereld, onder de lat. En toch werden zij nooit kampioen. Keepers zijn vaak beslissend, maar op lange termijn niet bepalend. Dat geldt ook vandaag. Want om te winnen moet je scoren en dat doen keepers zelden.
Op 22 oktober 1972 verloor hij de controle over zijn nieuwe Ford Consul. Hij kreeg 200 hechtingen in zijn gezicht en meer dan 100 micro-steken in de bus van zijn rechteroog. De kans op het terug zien was 50-50. Toch ging hij in 1977 spelen voor de Fort Lauderdale Strikers en werd hij uitgeroepen tot Doelman van het Jaar. Tussen 1966 en 1971 was hij al eens vijfmaal achtereen verkozen tot FIFA Doelman van het jaar. Het gezegde: “In het land der blinden is eenoog koning”, was geboren.
Ik zal me zijn redding op het WK steeds herinneren alhoewel ik zijn “dogsafe” tijdens de wedstrijd Leicester-Manchester United op 13 november 1965 zeker even hoog inschat. Hij had deze wel klemvast.
Soms sijpelt het nieuws tergend traag tot hier door. Soms maar goed ook.
Een mens kan niet vanalles op de hoogte zijn. Zo verneem ik vandaag pas dat Gordon Banks is overleden, op 12 februari 2019 notabene. Met corona-vertraging gearriveerd. Hij is 81 jaar geworden, net als mijn vader.
Als kind hing zijn portret boven mijn bed. Ook al was ik geen fan van ‘Banksie’ . Dat knalgele shirt, die drie leeuwen in een schild op de linkerborst, die verbeten trekken rond de mondhoeken alsof de brave man in heel zijn leven alleen maar “Fish and chips” naar binnen had gewerkt. Hij leek ook meer op een bankbediende en kon ook zo het Lagerhuis in. Ik hield meer van zwart, de enige kleur die echt bij de gemoedsgesteldheid van een doelwachter past. Mijn helden in het doel waren Yashin, Nicolay and Pat Jennings.
Maar mijn vader bracht ooit, in 1971, zijn poster mee van het werk.
Gekregen van een Engelsman die naast hem en Rik “De Snor” Pauwels, het grote Beveren weet u nog wel, aan de lopende band stond. Zij spraken veel over voetbal en speelden samen enkele wedstrijden met het General Motors team. Ik was 14 en had er net mijn eerste wedstrijd met de kadetten als keeper opzitten. Een 10-0 nederlaag tegen Maccabi. Gasten met behaarde benen, die een kop groter waren dan wij en met de auto naar de wedstrijd kwamen. Maar dat kon allemaal in die tijd, er 10 om je oren krijgen in 60 minuten, dat kan tellen. Door de verhalen van mijn vader en door het gebrek aan andere posters die het saaie behang op mijn kamer konden bedekken, kreeg ‘Banksie’ dus een ereplaats aan de muur, naast de krullebol van Jairzinho.
Even terug in de tijd. Het is 7 juni 1970, Guadalajara, Mexico.
De groepswedstrijd op het WK tussen de titelhouder (Engeland) en de grote favoriet (Brazilië). De Braziliaan Jairzinho breekt door over de rechterkant en laat linksback Terry Cooper, als een versleten driewieler ter plaatse. De voorzet lijkt in eerste instantie te hoog, maar valt perfect op het hoofd van de instormende Pelé die de bal snoeihard naar de grond kopt. Doelpunt, denk je dan meteen. De bal is zo hard en zuiver, zo perfect in de hoek, en zo ver van de keeper, dat Pelé al half omdraait om te gaan juichen. Maar daar is plots Gordon met een karpersprong voor de eeuwigheid.
Hij is zo snel naar de grond, dat het lijkt alsof hij zich in een andere tijdzone bevind, Stanley Kubrick tussen de krijtlijnen. De bal stuit hoog op zodat iedere normale keeper tevergeefs naar de grond zou zijn gedoken. Banks niet. Hij ranselt (het voetbalwoord ‘ranselen’ zou speciaal voor deze redding bedacht kunnen zijn) uit het doel, over de lat heen. “Ik dacht al dat-ie zat’’, zou Pelé meteen zeggen, terwijl hij de opkrabbelende doelman sportief op de schouders slaat. “Dat dacht ik ook’’, antwoordt Banks, lachend. De reactie van Moore is over de plas het meest vermaard. “Je wordt oud, Banksy’’, zegt de Engelse aanvoerder. “Vroeger had je hem klem gehad.’’ De vader aller reddingen was geboren.
Pas jaren later kwam ik er achter dat Banks het grootste deel van de jaren zestig keepte bij het voor mij toen onbekende Leicester City. Hij werd, ondanks het winnen van het WK in 1966, bij het groot vuil gezet, zijn opvolger was de toen 18-jarige Peter Shilton. Brexit, “Banks of England”. Leicester City had tussen 1959 en 1974 dus de beste doelman van Engeland, en met hem volgens velen zelfs de beste doelman van de wereld, onder de lat. En toch werden zij nooit kampioen. Keepers zijn vaak beslissend, maar op lange termijn niet bepalend. Dat geldt ook vandaag. Want om te winnen moet je scoren en dat doen keepers zelden.
Op 22 oktober 1972 verloor hij de controle over zijn nieuwe Ford Consul. Hij kreeg 200 hechtingen in zijn gezicht en meer dan 100 micro-steken in de bus van zijn rechteroog. De kans op het terug zien was 50-50. Toch ging hij in 1977 spelen voor de Fort Lauderdale Strikers en werd hij uitgeroepen tot Doelman van het Jaar. Tussen 1966 en 1971 was hij al eens vijfmaal achtereen verkozen tot FIFA Doelman van het jaar. Het gezegde: “In het land der blinden is eenoog koning”, was geboren.
Ik zal me zijn redding op het WK steeds herinneren alhoewel ik zijn “dogsafe” tijdens de wedstrijd Leicester-Manchester United op 13 november 1965 zeker even hoog inschat. Hij had deze wel klemvast.
22-06-2020 - Etters in het voetbal
Ettertjes in voetbal, het zijn er meer dan maagden in de hemel. Je hebt ze in alle maten en gewichten.
Er zijn, de door hun posities op het veld, bepaalde etters. Op die plaats in de ploeg moet je een beetje een “smeerlappeke” zijn.
De verfijnde versie van vergeelde butchers als “Nobby Stiles” of “Andoni Goikoetxea”. De moderne stofzuigers, zich van geen kwaad bewust. De kuitenbijters. Je gaat ze voorbij en daar staan ze terug, keer op keer. Mannen als Sergio Busquets, E. Davids, G.Gatusso, Fellaini, Gentile, S.Ramos.
Niet direct de ideale schoonzonen te noemen, vanwege te losse handjes en dito ellebogen, maar zeker ook niet van de kwaadste. Gasten die je liever bij jou in de ploeg hebt dan als tegenstander.
Er zijn de verwaande etters. De Why Me´s ? De Hugh Hefner´s van de groene mat, voor wie het veld een rockpodium is. M. Balotelli, Ronaldo, Neymar, Pogba, A. Hassan, E. Cantona. Ze kunnen tegen een balletje trappen, dat staat buiten kijf en ze lokken volk naar het stadion. De massa lust spektakel.
Meer tijd bij de kapper dan in de fitnesszaal. Geen schoen te groot om er naast te lopen. Geen auto duur genoeg om in de prak te rijden, geen snelheidsboete te hoog, geen piercing groot genoeg. The sky is the limit. Calvin Klein-onderbroek spelers. Meer zaad tussen de benen dan hersenen in het hoofd.
Er zijn de geboren grofgebekte etters. Van Bommel, Nigel de Jongh, Van Hanegem, Pepe, Diego Costa. 90 minuten kankeren en zeuren, trekken en duwen.
Gekromde ruggen, dwangarbeiders van het veld.
Er zijn er bij wie het etteren in de genen zit.
Robben, die het duiken in de 16 meter tot een Olympische discipline verheven heeft. Suarez, steeds op zijn best als er stukje vlees in de buurt is. De Duitsers, je kunt er gemakkelijk 2 elftallen mee samenstellen. Kahn, Schumacher, Andreas Möller, die ooit een schorsing en een boete van 10.000 D-Mark opliep vanwege de moeder der swalbes, über-komediant Lothar Matthäus, de immer opgefokte Matthias Sammer, de enge en superagressieve Stefan Effenberg, Rudi Völler, Stielike, Guido Buch(en)wald (what´s in a name). Ballack en verder nog alle Duitsers uit het elftal van Bayern München dat toen de afscheidswedstrijd van Cruijff verpestte.
Er zijn de etters door 'persoonlijke en technische' beperktheden. De lagere reeksen en vooral het provinciale voetbal stikt ervan. De Jonnhy`s van de kleedkamer. De betweters, de stappers, de snuivers, de gasten van de gemiste toptransfer en de opgetutte vriendinnen. ... Als dit en als dat wat had meegezeten, dan...
De, "Ach, die gasten mogen mijn nestels nog niet vastknopen” mentaliteit. Leuk achteraf aan 'den toog' maar een pest op het veld.
En dan zijn er de etters buiten categorie. De Argentijnen met Carlos Teves op kop. Tevez was gedurende zijn periode bij het Chinese Shanghai Shenhua één van de best betaalde spelers ter wereld, maar echt serieus nam hij zijn rol bij de club echter niet. De 33-jarige spits omschreef zijn Chinese periode als een 'vakantie' met een leuk weeksalaris van 700.000 euro.
Ik heb het niet met het Argentijns voetbal, maar wil wel een uitzondering maken voor Messi en Ardiles en voor Higuain, Mario Kempes, Rubén Ayala, Julio Ricardo Villa, Gabriel Omar Batistuta, Hernan Crespo. Mannen met baarden als Fidel Castro en haren die hun rugnummers onzichtbaar maken. Revolutionairen met lak aan regels, straatvoetballers gespecialiseerd in vliegende tackles op kniehoogte.
Twee gestolen wereldtitels, eentje door de militaire junta in 1978, gekocht met drugsgeld en eentje met de hand van GOD in 1986. Wie de Almachtige en het leger aan zijn zijde heeft, kan niet verliezen, vraag het maar aan de Italianen in 1938.
Maar de echte etters zitten natuurlijk aan de top, achter de schermen. De bobo´s van de FIFA. De Blatters en Havelanges van deze wereld. De Woutersens en Couckes van de Westhoek. Mislukte voetballers, geslaagde zakenmannen.
De mannen die, terwijl de boel op springen staat, een Europees kampioenschap in 13 landen willen. Een Wereldkampioenschap met 48 landen, welkom Bolivia denk je dan. De UEFA Nations League uitvinden. Wie zit daar, buiten de Nederlanders, op te wachten?
Om nog maar te zwijgen van de rijke investeerders en oliemagnaten die clubs opkopen alsof het speelgoed is, naar willekeur clubkleuren veranderen en supporters, als die er nog zijn, verweesd achterlaten. Voetbal is al lang geen spelletje meer...
Ettertjes in voetbal, het zijn er meer dan maagden in de hemel. Je hebt ze in alle maten en gewichten.
Er zijn, de door hun posities op het veld, bepaalde etters. Op die plaats in de ploeg moet je een beetje een “smeerlappeke” zijn.
De verfijnde versie van vergeelde butchers als “Nobby Stiles” of “Andoni Goikoetxea”. De moderne stofzuigers, zich van geen kwaad bewust. De kuitenbijters. Je gaat ze voorbij en daar staan ze terug, keer op keer. Mannen als Sergio Busquets, E. Davids, G.Gatusso, Fellaini, Gentile, S.Ramos.
Niet direct de ideale schoonzonen te noemen, vanwege te losse handjes en dito ellebogen, maar zeker ook niet van de kwaadste. Gasten die je liever bij jou in de ploeg hebt dan als tegenstander.
Er zijn de verwaande etters. De Why Me´s ? De Hugh Hefner´s van de groene mat, voor wie het veld een rockpodium is. M. Balotelli, Ronaldo, Neymar, Pogba, A. Hassan, E. Cantona. Ze kunnen tegen een balletje trappen, dat staat buiten kijf en ze lokken volk naar het stadion. De massa lust spektakel.
Meer tijd bij de kapper dan in de fitnesszaal. Geen schoen te groot om er naast te lopen. Geen auto duur genoeg om in de prak te rijden, geen snelheidsboete te hoog, geen piercing groot genoeg. The sky is the limit. Calvin Klein-onderbroek spelers. Meer zaad tussen de benen dan hersenen in het hoofd.
Er zijn de geboren grofgebekte etters. Van Bommel, Nigel de Jongh, Van Hanegem, Pepe, Diego Costa. 90 minuten kankeren en zeuren, trekken en duwen.
Gekromde ruggen, dwangarbeiders van het veld.
Er zijn er bij wie het etteren in de genen zit.
Robben, die het duiken in de 16 meter tot een Olympische discipline verheven heeft. Suarez, steeds op zijn best als er stukje vlees in de buurt is. De Duitsers, je kunt er gemakkelijk 2 elftallen mee samenstellen. Kahn, Schumacher, Andreas Möller, die ooit een schorsing en een boete van 10.000 D-Mark opliep vanwege de moeder der swalbes, über-komediant Lothar Matthäus, de immer opgefokte Matthias Sammer, de enge en superagressieve Stefan Effenberg, Rudi Völler, Stielike, Guido Buch(en)wald (what´s in a name). Ballack en verder nog alle Duitsers uit het elftal van Bayern München dat toen de afscheidswedstrijd van Cruijff verpestte.
Er zijn de etters door 'persoonlijke en technische' beperktheden. De lagere reeksen en vooral het provinciale voetbal stikt ervan. De Jonnhy`s van de kleedkamer. De betweters, de stappers, de snuivers, de gasten van de gemiste toptransfer en de opgetutte vriendinnen. ... Als dit en als dat wat had meegezeten, dan...
De, "Ach, die gasten mogen mijn nestels nog niet vastknopen” mentaliteit. Leuk achteraf aan 'den toog' maar een pest op het veld.
En dan zijn er de etters buiten categorie. De Argentijnen met Carlos Teves op kop. Tevez was gedurende zijn periode bij het Chinese Shanghai Shenhua één van de best betaalde spelers ter wereld, maar echt serieus nam hij zijn rol bij de club echter niet. De 33-jarige spits omschreef zijn Chinese periode als een 'vakantie' met een leuk weeksalaris van 700.000 euro.
Ik heb het niet met het Argentijns voetbal, maar wil wel een uitzondering maken voor Messi en Ardiles en voor Higuain, Mario Kempes, Rubén Ayala, Julio Ricardo Villa, Gabriel Omar Batistuta, Hernan Crespo. Mannen met baarden als Fidel Castro en haren die hun rugnummers onzichtbaar maken. Revolutionairen met lak aan regels, straatvoetballers gespecialiseerd in vliegende tackles op kniehoogte.
Twee gestolen wereldtitels, eentje door de militaire junta in 1978, gekocht met drugsgeld en eentje met de hand van GOD in 1986. Wie de Almachtige en het leger aan zijn zijde heeft, kan niet verliezen, vraag het maar aan de Italianen in 1938.
Maar de echte etters zitten natuurlijk aan de top, achter de schermen. De bobo´s van de FIFA. De Blatters en Havelanges van deze wereld. De Woutersens en Couckes van de Westhoek. Mislukte voetballers, geslaagde zakenmannen.
De mannen die, terwijl de boel op springen staat, een Europees kampioenschap in 13 landen willen. Een Wereldkampioenschap met 48 landen, welkom Bolivia denk je dan. De UEFA Nations League uitvinden. Wie zit daar, buiten de Nederlanders, op te wachten?
Om nog maar te zwijgen van de rijke investeerders en oliemagnaten die clubs opkopen alsof het speelgoed is, naar willekeur clubkleuren veranderen en supporters, als die er nog zijn, verweesd achterlaten. Voetbal is al lang geen spelletje meer...
Hieronder een iets ouder stukje proza van Luc over Radja Nainggolan, die toen, in 2018, door coach Martinez uit de selectie voor het WK in Rusllandwerd geweerd, dat we jullie niet willen onthouden...
08-01-2018 - Radja
Radja Nainggolan geboren op de Antwerpse linkeroever in de wijk Sint-Anneke. Wat moet die jongen geleden hebben in zijn jeugd. Het is niet niks, opgroeien tussen mosselen en friet, tussen de Belvedere en het Kursaal. Elke zondag paling in het groen op grootmoeders wijze in Plaasj Kaffee. Op kerstavond de lichtjes van de Schelde, het schipperskwartier. Oliebollen en worstenbrood, liefst dubbel. 'Oh m'nen blauwe geschelpte'. Als zoon van een Belgische moeder en een Indonesische vader. "Radja" , Indonesisch voor koning. ... Maak het maar waar in een niet koningsgezind land. Zie hoe moeilijk prins Laurent het heeft om zich staande te houden.
Nainggolan begon zijn voetbalcarrière bij Tubantia Borgerhout. Ex-eersteklasser en –bekerfinalist, nu anoniem tussen de lieveheersbeestjes in provinciale. Den TUUB in de volksmond, het Rivierenhof. In de herfst altijd vallende bladeren op het veld die als honing tussen je studs kleven. Altijd tegenwind, zowel voor als na de rust. Vandaar naar het Kiel, naast de ooit zo florerende Abdijstraat, meesterrat onder de ratten. Pendelen met tram 2 tussen linkeroever en de Wilrijkse pleinen. Af en toe een lijntje en wat gokken in de Marokkaanse pitabar´s op het De Cocksplein. Af en toe een tattoo aan de Melkmarkt onder het toeziend oog van de kathedraal.
Maar ... alle wegen leiden naar Rome. Sommige met een tussenstop in Cagliari. Zo ook voor Radja. En daar zit je dan als halfbakken Sinjoor in de stad van eeuwige liefde, in de stad van Fellini, de stad van duizend en één verleidingen. In de kleedkamer naast Totti. En je denkt, wat Maradonna voor Napels was, word ik voor AS Roma. Maar voor je het weet zit je in het oog van de storm, een filmpje op facebook, een drankje teveel, een sigaretje voor het slapengaan. Gevolg, fikse boetes, uit de kern, uit de nationale selectie. De voetbalwereld is een haaienwereld en Radja is Neptunus niet.
Jongens toch, wat hypocrisie. Het voetbal staat bol van drank, vrouwen en coke. Ooit al eens op een zondagavond langs de Carré gereden, en gekeken wat daar op handen en voeten naar buiten kruipt, de Gascoigne´s, Gerards en Rooney´s van deze tijd. Ooit al eens op een maandagnacht om 04.00 uur aan de Hilton op de Groenplaats gestaan om te zien wie daar, al dan niet met minderjarigen, zijn lakens deelt? De Ribéry´s, Benzema´s en Ronaldo´s van deze tijd. Ooit al eens stilgestaan wat er allemaal zonder rijbewijs stomdronken over onze wegen raast, zich laveloos te pletter rijdt.
Radja, een vat vol eerzucht en wroeging, een nest eigenzinnige wormen in zijn hoofd, nachtmerries bij het horen van de naam Martinez. Maar geloof me, we gaan hem nodig hebben in Rusland, hard nodig hebben.
08-01-2018 - Radja
Radja Nainggolan geboren op de Antwerpse linkeroever in de wijk Sint-Anneke. Wat moet die jongen geleden hebben in zijn jeugd. Het is niet niks, opgroeien tussen mosselen en friet, tussen de Belvedere en het Kursaal. Elke zondag paling in het groen op grootmoeders wijze in Plaasj Kaffee. Op kerstavond de lichtjes van de Schelde, het schipperskwartier. Oliebollen en worstenbrood, liefst dubbel. 'Oh m'nen blauwe geschelpte'. Als zoon van een Belgische moeder en een Indonesische vader. "Radja" , Indonesisch voor koning. ... Maak het maar waar in een niet koningsgezind land. Zie hoe moeilijk prins Laurent het heeft om zich staande te houden.
Nainggolan begon zijn voetbalcarrière bij Tubantia Borgerhout. Ex-eersteklasser en –bekerfinalist, nu anoniem tussen de lieveheersbeestjes in provinciale. Den TUUB in de volksmond, het Rivierenhof. In de herfst altijd vallende bladeren op het veld die als honing tussen je studs kleven. Altijd tegenwind, zowel voor als na de rust. Vandaar naar het Kiel, naast de ooit zo florerende Abdijstraat, meesterrat onder de ratten. Pendelen met tram 2 tussen linkeroever en de Wilrijkse pleinen. Af en toe een lijntje en wat gokken in de Marokkaanse pitabar´s op het De Cocksplein. Af en toe een tattoo aan de Melkmarkt onder het toeziend oog van de kathedraal.
Maar ... alle wegen leiden naar Rome. Sommige met een tussenstop in Cagliari. Zo ook voor Radja. En daar zit je dan als halfbakken Sinjoor in de stad van eeuwige liefde, in de stad van Fellini, de stad van duizend en één verleidingen. In de kleedkamer naast Totti. En je denkt, wat Maradonna voor Napels was, word ik voor AS Roma. Maar voor je het weet zit je in het oog van de storm, een filmpje op facebook, een drankje teveel, een sigaretje voor het slapengaan. Gevolg, fikse boetes, uit de kern, uit de nationale selectie. De voetbalwereld is een haaienwereld en Radja is Neptunus niet.
Jongens toch, wat hypocrisie. Het voetbal staat bol van drank, vrouwen en coke. Ooit al eens op een zondagavond langs de Carré gereden, en gekeken wat daar op handen en voeten naar buiten kruipt, de Gascoigne´s, Gerards en Rooney´s van deze tijd. Ooit al eens op een maandagnacht om 04.00 uur aan de Hilton op de Groenplaats gestaan om te zien wie daar, al dan niet met minderjarigen, zijn lakens deelt? De Ribéry´s, Benzema´s en Ronaldo´s van deze tijd. Ooit al eens stilgestaan wat er allemaal zonder rijbewijs stomdronken over onze wegen raast, zich laveloos te pletter rijdt.
Radja, een vat vol eerzucht en wroeging, een nest eigenzinnige wormen in zijn hoofd, nachtmerries bij het horen van de naam Martinez. Maar geloof me, we gaan hem nodig hebben in Rusland, hard nodig hebben.
11-05-2020 - Cruijff
Paasmaandag. Syria wint zijn kwalificatiewedstrijd van Cambodja met 6-0.
Tussen het nieuws van terreuraanslagen en het gezeik van een ongewassen kok door paaseieren gekocht. 14 om exact te zijn. Voor Johan ... want nummer 14 is niet meer.
Zal nooit meer zijn.
Het Nederlands voetbal was al dood nu is het morsdood.
Cruyff, dat was altijd genieten ... maar ook lijden.
Slepen en versnellen.
Bruggetje en versnellen.
Mekkeren en versnellen.
Net geen Wereldkampioen in 1974.
Vernederd 8-0 in zijn eigen afscheidsmatch door het immer arrogante Bayern München ...wie komt ook op het idee deze mensen te vragen voor dit soort dingen?
Uit onvrede overal opgestapt waar opstappen maar mogelijk was.
Zijn aanvoerdersband moeten inleveren aan Piet Keizer ... het is zelfs mij nooit overkomen.
Feyenoord aan de dubbel helpen ... maar wel 8-2 om de oren krijgen van Ajax.
De enige Belg die ooit aan zijn zijde voetbalde ... Juan Lozano, Spaans Antwerps wonderkind.
Als ik maar hem keek, zag ik een mozaïek van gezichten.
Van Georges Best over de Amsterdamse Provo´s tot Jacques Brel, die andere notoire kettingroker ... de Sagrada Familia zoals Gaudi het nooit had durven dromen.
Ik herinner mij een lentedag 1974. Mijn eerste bezoek aan Barcelona, toen nog een smerige havenstad , geurend naar olie en verderf. Ik slenterde over de ramblas.
Overal stonden beeldjes van Don Quijote en Sancho Panza in aanbieding ...... Cruyff en Neeskens. Barcelona had net Real een pandoering in eigen huis verkocht 0-5.
'Catalonië boven'.
De stad herdacht die dag het overlijden van twee van Europa´s grootste schrijvers: Shakespeare en Cervantes. De schrijvers van respectievelijk Hamlet en Don Quijote overleden op dezelfde dag. Tegelijkertijd werd de dappere daad van de heilige Jordi geëerd. In de 15e eeuw wist deze beschermheilige van Catalonië de draak – en daarmee alle gevaar voor de stad Barcelona– uit te bannen.
'Dat verdient een bloemetje´, moeten de Catalanen gedacht hebben. Dus iedere 23e april ontvangt de vrouw van haar geliefde(n) een roos, de man (nen) krijgt er een boek voor terug.
Een bloemenverkoper begroette me uitbundig. ”Het is ´el dia de Croif´ tambien!” El dia de wie? “Croif, Johan...”.
“Je bedoelt Cruyff ... maar ik ben Belg ... Van Himst, Trappeniers ... Rik Coppens”
“Todo lo mismo voor hem” Hij ratelde verder.
“San Jordi bevrijdde ons van de draak in de 15 eeuw, Croif doet dat vijfhonderd jaar later met Franco. Dat een wereldster als hij heeft gekozen voor een club in de verdomhoek, dat is een verzetsdaad van jewelste. El Salvador wordt de dood van Franco en het einde van een gruweltijdperk!”
De fitte zestiger struikelde haast over z´n woorden. Talloze wedstrijden en memorabele doelpunten komen boven.
Dan ineens keek hij theatraal om zich heen, hield even in en vervolgde op gedragen toon alsof hij een geheim ging openbaren.
“Zijn grootste verzetsdaad vond overigens buiten de krijtlijnen plaats. Croif werd net vader van een zoon en hij noemde hem Jordi. Daarmee was hij de eerste in achtendertig jaar die een zoon inschreef bij het bevolkingsregister onder deze Catalaanse naam. Dat hij zijn zoon onder toeziend oog van Franco vernoemd naar San Jordi betekent evenveel voor de Catalanen als de bevrijding door de Geallieerden van West-Europa.”
Het is de man ernst nu. De suggestie dat dit voorval op toeval berust, sloot hij kordaat uit.
“Croif doet niets toevallig, alles is goed doordacht, waarschijnlijk door iemand daarboven. Hij heeft lijntjes met een hogere macht.
Als er nu presidentsverkiezingen komen en hij stelt zich beschikbaar, dan wint hij met overmacht. Met hem hebben we een stukje God in ons midden.”
Maar niets zo sterfelijk als Godenkinderen. Johan Cruijff, architect van het totaalvoetbal. De Verlosser. JC. Is niet meer.
Wat een ontmoeting moet dat zijn, in de hemel, als hij die andere verlosser ontmoet. En het kan haast niet anders, dat hij Jezus Christus gaat vertellen dat hij dat toch anders had moeten aanpakken, met die Romeinen...
Paasmaandag. Syria wint zijn kwalificatiewedstrijd van Cambodja met 6-0.
Tussen het nieuws van terreuraanslagen en het gezeik van een ongewassen kok door paaseieren gekocht. 14 om exact te zijn. Voor Johan ... want nummer 14 is niet meer.
Zal nooit meer zijn.
Het Nederlands voetbal was al dood nu is het morsdood.
Cruyff, dat was altijd genieten ... maar ook lijden.
Slepen en versnellen.
Bruggetje en versnellen.
Mekkeren en versnellen.
Net geen Wereldkampioen in 1974.
Vernederd 8-0 in zijn eigen afscheidsmatch door het immer arrogante Bayern München ...wie komt ook op het idee deze mensen te vragen voor dit soort dingen?
Uit onvrede overal opgestapt waar opstappen maar mogelijk was.
Zijn aanvoerdersband moeten inleveren aan Piet Keizer ... het is zelfs mij nooit overkomen.
Feyenoord aan de dubbel helpen ... maar wel 8-2 om de oren krijgen van Ajax.
De enige Belg die ooit aan zijn zijde voetbalde ... Juan Lozano, Spaans Antwerps wonderkind.
Als ik maar hem keek, zag ik een mozaïek van gezichten.
Van Georges Best over de Amsterdamse Provo´s tot Jacques Brel, die andere notoire kettingroker ... de Sagrada Familia zoals Gaudi het nooit had durven dromen.
Ik herinner mij een lentedag 1974. Mijn eerste bezoek aan Barcelona, toen nog een smerige havenstad , geurend naar olie en verderf. Ik slenterde over de ramblas.
Overal stonden beeldjes van Don Quijote en Sancho Panza in aanbieding ...... Cruyff en Neeskens. Barcelona had net Real een pandoering in eigen huis verkocht 0-5.
'Catalonië boven'.
De stad herdacht die dag het overlijden van twee van Europa´s grootste schrijvers: Shakespeare en Cervantes. De schrijvers van respectievelijk Hamlet en Don Quijote overleden op dezelfde dag. Tegelijkertijd werd de dappere daad van de heilige Jordi geëerd. In de 15e eeuw wist deze beschermheilige van Catalonië de draak – en daarmee alle gevaar voor de stad Barcelona– uit te bannen.
'Dat verdient een bloemetje´, moeten de Catalanen gedacht hebben. Dus iedere 23e april ontvangt de vrouw van haar geliefde(n) een roos, de man (nen) krijgt er een boek voor terug.
Een bloemenverkoper begroette me uitbundig. ”Het is ´el dia de Croif´ tambien!” El dia de wie? “Croif, Johan...”.
“Je bedoelt Cruyff ... maar ik ben Belg ... Van Himst, Trappeniers ... Rik Coppens”
“Todo lo mismo voor hem” Hij ratelde verder.
“San Jordi bevrijdde ons van de draak in de 15 eeuw, Croif doet dat vijfhonderd jaar later met Franco. Dat een wereldster als hij heeft gekozen voor een club in de verdomhoek, dat is een verzetsdaad van jewelste. El Salvador wordt de dood van Franco en het einde van een gruweltijdperk!”
De fitte zestiger struikelde haast over z´n woorden. Talloze wedstrijden en memorabele doelpunten komen boven.
Dan ineens keek hij theatraal om zich heen, hield even in en vervolgde op gedragen toon alsof hij een geheim ging openbaren.
“Zijn grootste verzetsdaad vond overigens buiten de krijtlijnen plaats. Croif werd net vader van een zoon en hij noemde hem Jordi. Daarmee was hij de eerste in achtendertig jaar die een zoon inschreef bij het bevolkingsregister onder deze Catalaanse naam. Dat hij zijn zoon onder toeziend oog van Franco vernoemd naar San Jordi betekent evenveel voor de Catalanen als de bevrijding door de Geallieerden van West-Europa.”
Het is de man ernst nu. De suggestie dat dit voorval op toeval berust, sloot hij kordaat uit.
“Croif doet niets toevallig, alles is goed doordacht, waarschijnlijk door iemand daarboven. Hij heeft lijntjes met een hogere macht.
Als er nu presidentsverkiezingen komen en hij stelt zich beschikbaar, dan wint hij met overmacht. Met hem hebben we een stukje God in ons midden.”
Maar niets zo sterfelijk als Godenkinderen. Johan Cruijff, architect van het totaalvoetbal. De Verlosser. JC. Is niet meer.
Wat een ontmoeting moet dat zijn, in de hemel, als hij die andere verlosser ontmoet. En het kan haast niet anders, dat hij Jezus Christus gaat vertellen dat hij dat toch anders had moeten aanpakken, met die Romeinen...
28-01-2020 - Rensenbrink
Oostzaan 1962. De wanhoop druipt met grote letters van de muur van warme bakker Windhouwer tegenover de ingang van de voetbalclub: ‘WIE REDT OSV ?’ Degradatie naar de 2e klasse dreigt. De wedstrijd, die zondag, tegen Aalsmeer is bepalend. Bij de A-junioren speelt een linkspoot van 15 jaar die beter is dan de rest. Hij moet mee en maakt het verschil : 0-1. Het antwoord staat bij thuiskomst op de bakkerij geschilderd: ‘ROBBIE !’
Rob was de sierlijkste voetballer aller tijden. Beeldschone stijl. Prachtig om te zien en nog net iets sierlijker dan Cruijff. Slangenmens. De beste speler ooit van Anderlecht.
Toen de Gueuze Belle Vue nog rijkelijk vloeide en het Astridpark nog een oninneembare vesting was. Toen paars nog paars was en een pintje 5 frank kostte. Ketten en kiekefretters.
Rob hield van vissen, mijn vader ook. Rob hield van doelpunten maken, mijn vader ook.
De gouden jaren van het Belgisch voetbal, een paradijs voor toptalent. Twee uitblinkers van de WK’s van 1974 en 1978, twee van de beste spelers van Nederland, Haan en Rensenbrink, die elkaar niet konden uitstaan, even terzijde – speelden in Anderlecht. In Lokeren speelde ook een pleiade aan vedetten, Preben Larson, Lubanski en Beerschot haalde met Emmanuel Sanon van Haïti de revelatie van de World Cup van 1974 binnen. In die jaren zeventig toen onze clubs vijf Europese finales speelden. Elke week feest. Had je Messi in die tijd gevraagd naar Anderlecht te komen, hij had geen minuut getwijfeld.
Rob en de Paal, altijd weer die paal in zijn leven.
U kent het drama. In de WK-finale van 1978 tikte Rensenbrink in de laatste minuut van dichtbij tegen de paal: weg wereldbeker . Gestorven aan een spierziekte, progressieve spinale musculaire atrofie (PSMA).
Ik heb een vriend met een spierziekte. Mooie man, mooie mens, mooie voetballer. Altijd met nummer 7. In de bijbel en het tarotspel wemelt het van het heilige cijfer 7.
7 bestaat uit legendes als Kopa, Butragueno, Raúl, Cristiano, Garrincha, Matthews, Best, Cantona. Ik wens hem 7 levens en hoop dat we spoedig samen terug een pínt kunnen pakken.
Oostzaan 1962. De wanhoop druipt met grote letters van de muur van warme bakker Windhouwer tegenover de ingang van de voetbalclub: ‘WIE REDT OSV ?’ Degradatie naar de 2e klasse dreigt. De wedstrijd, die zondag, tegen Aalsmeer is bepalend. Bij de A-junioren speelt een linkspoot van 15 jaar die beter is dan de rest. Hij moet mee en maakt het verschil : 0-1. Het antwoord staat bij thuiskomst op de bakkerij geschilderd: ‘ROBBIE !’
Rob was de sierlijkste voetballer aller tijden. Beeldschone stijl. Prachtig om te zien en nog net iets sierlijker dan Cruijff. Slangenmens. De beste speler ooit van Anderlecht.
Toen de Gueuze Belle Vue nog rijkelijk vloeide en het Astridpark nog een oninneembare vesting was. Toen paars nog paars was en een pintje 5 frank kostte. Ketten en kiekefretters.
Rob hield van vissen, mijn vader ook. Rob hield van doelpunten maken, mijn vader ook.
De gouden jaren van het Belgisch voetbal, een paradijs voor toptalent. Twee uitblinkers van de WK’s van 1974 en 1978, twee van de beste spelers van Nederland, Haan en Rensenbrink, die elkaar niet konden uitstaan, even terzijde – speelden in Anderlecht. In Lokeren speelde ook een pleiade aan vedetten, Preben Larson, Lubanski en Beerschot haalde met Emmanuel Sanon van Haïti de revelatie van de World Cup van 1974 binnen. In die jaren zeventig toen onze clubs vijf Europese finales speelden. Elke week feest. Had je Messi in die tijd gevraagd naar Anderlecht te komen, hij had geen minuut getwijfeld.
Rob en de Paal, altijd weer die paal in zijn leven.
U kent het drama. In de WK-finale van 1978 tikte Rensenbrink in de laatste minuut van dichtbij tegen de paal: weg wereldbeker . Gestorven aan een spierziekte, progressieve spinale musculaire atrofie (PSMA).
Ik heb een vriend met een spierziekte. Mooie man, mooie mens, mooie voetballer. Altijd met nummer 7. In de bijbel en het tarotspel wemelt het van het heilige cijfer 7.
7 bestaat uit legendes als Kopa, Butragueno, Raúl, Cristiano, Garrincha, Matthews, Best, Cantona. Ik wens hem 7 levens en hoop dat we spoedig samen terug een pínt kunnen pakken.
16-01-2017 - Swatje
Swat Van der Elst, “Mister Europe”, is niet meer. Hartfalen ... 62 jaar, ze komen kort, zou mijn grootmoeder gezegd hebben.
Het was 29 december 1982, Vicarage Road de thuishaven van FC. Watford. Halfuurtje sporen vanuit Londen. Een mizerige avond, fijne korrelsneeuw, kille bries, flets bier uit blik. Ik zat in de tribune, 10 meter verderop zat de toenmalig president van Watford, Elton John. Warm ingeduffeld, knalgroene, veel te grote bril, gele vlinderdas, rode hoed. Het was de 38e minuut van de eerste helft toen Swat, op aangeven van ene “Franky Lampard”, vanop de eigen helft een rush inzette. Hij liet met sprekend gemak 3 tegenstanders ter plaatse, tikje het balletje breed naar Ray Stewart. 0-1 voor West Ham. De bezoekende kop zong uit volle borst “I'm forever blowing bubbles, Pretty bubbles in the air. They fly so high, they reach the sky.” De Hammers waren geen klein ploegje die dagen, net als Watford met namen als John Barnes and Luther Blissett. Op de terugweg naar mijn hotelkamer trakteerde ik mezelf op een vettige 'fish and chips' in vergeeld krantenpapier met een foto van M. Thatcher. Mijn kerst kon niet meer stuk.
François Van der Elst stond zeven seizoenen in de hoofdmacht van Anderlecht. Toen paars/wit nog Paars/Wit was, een streling voor het oog. Toen ne gueuze nog ne gueuze was ... Allons les mauves et blancs. Het Anderlecht waar Jan Mulder nu nog altijd van kwijlt. Onvergetelijke voetbalavonden, hangend over de ijzeren barren van de staanplaatsen achter het doel in het Astridpark. Genietend van de Brusselse Ketjes, den Tovenaar Raymond voorop, De Gille van Binst, Haan, Rensenbrink, Coeck, Vercauteren, de overzettelijke Jean Dockx.
Niemand die meer beslissende doelpuntenmaakte dan Swat. Hij scoorde in 1976 ondermeer twee keer in de door Anderlecht met 4-2 gewonnen finale van de Europacup voor Bekerwinnaars tegen West Ham. Een imposant palmares met ondermeer twee titels, vier Belgische bekers, drie Europese finales en 44 interlands. Hij was vaak ook beslissend in de nationale ploeg, zoals met de twee prachtgoals in Schotland waarmee hij de Rode Duivels in 1979 naar de eindronde van het EK schoot. Onbegrijpelijk, hij won nooit de gouden schoen. Heel zijn carrière beetje het slachtoffer van zijn polyvalentie of je hem nu als rechtsachter neerzette, als middenvelder of als aanvaller, François deed het zonder te mokken. Als jonge voetballer had hij de aandacht getrokken van Georg Kessler, de eminente en op discipline gestelde trainer. Maar een paar maanden later zat hij op de bank van ... het tweede elftal. Vooral het lange haar van Swat had Kessler mateloos geïrriteerd. Hij stuurde hem bij de eerste ontmoeting stante pede naar de kapper. Het zou hem worst wezen...
Op zijn 25e vertrok hij naarAmerika, naar New York Cosmos. Witsel avant la lettre. Voor het bedrag dat hem daar werd aangeboden, moest hij acht jaar bij Anderlecht voetballen. Hij kwam er terecht in een wereld van glitter en glamour en werd bij zijn aankomst door Pelé in een limousine opgehaald. In 1985 liep hij bij Lokeren een kuitbeenbreuk en gescheurde gewrichtsbanden op. Over en out. Nilis avant la lettre. Hij ging een snookerzaak uitbaten in Opwijk, prima bitterballen en kaaskroketten, ik zie het Ronaldo of Messi niet doen.
Net voor de werelbeker 1990 in Italie werd me door een tijdschrift gevraagd een top 10 op te stellen van de beste Belgische voetballers allertijden. Ik had Van der Elst op 5 gezet, na Lozano, Coppens, Van Moer en Coeck ... een beetje Antwerps chauvini me moet ik achteraf wel toegegeven. De volgende dag kreeg ik een telefoontje van de hoofredacteur met de vraag of ik op mijn kop gevallen was. “Wat met de Van Himsten, Ceulemansen en Paffs? Lozano is niet eens Belg!”
Ik heb opgehangen, voorgoed. Net als Swat, weg ... voorgoed.
Swat Van der Elst, “Mister Europe”, is niet meer. Hartfalen ... 62 jaar, ze komen kort, zou mijn grootmoeder gezegd hebben.
Het was 29 december 1982, Vicarage Road de thuishaven van FC. Watford. Halfuurtje sporen vanuit Londen. Een mizerige avond, fijne korrelsneeuw, kille bries, flets bier uit blik. Ik zat in de tribune, 10 meter verderop zat de toenmalig president van Watford, Elton John. Warm ingeduffeld, knalgroene, veel te grote bril, gele vlinderdas, rode hoed. Het was de 38e minuut van de eerste helft toen Swat, op aangeven van ene “Franky Lampard”, vanop de eigen helft een rush inzette. Hij liet met sprekend gemak 3 tegenstanders ter plaatse, tikje het balletje breed naar Ray Stewart. 0-1 voor West Ham. De bezoekende kop zong uit volle borst “I'm forever blowing bubbles, Pretty bubbles in the air. They fly so high, they reach the sky.” De Hammers waren geen klein ploegje die dagen, net als Watford met namen als John Barnes and Luther Blissett. Op de terugweg naar mijn hotelkamer trakteerde ik mezelf op een vettige 'fish and chips' in vergeeld krantenpapier met een foto van M. Thatcher. Mijn kerst kon niet meer stuk.
François Van der Elst stond zeven seizoenen in de hoofdmacht van Anderlecht. Toen paars/wit nog Paars/Wit was, een streling voor het oog. Toen ne gueuze nog ne gueuze was ... Allons les mauves et blancs. Het Anderlecht waar Jan Mulder nu nog altijd van kwijlt. Onvergetelijke voetbalavonden, hangend over de ijzeren barren van de staanplaatsen achter het doel in het Astridpark. Genietend van de Brusselse Ketjes, den Tovenaar Raymond voorop, De Gille van Binst, Haan, Rensenbrink, Coeck, Vercauteren, de overzettelijke Jean Dockx.
Niemand die meer beslissende doelpuntenmaakte dan Swat. Hij scoorde in 1976 ondermeer twee keer in de door Anderlecht met 4-2 gewonnen finale van de Europacup voor Bekerwinnaars tegen West Ham. Een imposant palmares met ondermeer twee titels, vier Belgische bekers, drie Europese finales en 44 interlands. Hij was vaak ook beslissend in de nationale ploeg, zoals met de twee prachtgoals in Schotland waarmee hij de Rode Duivels in 1979 naar de eindronde van het EK schoot. Onbegrijpelijk, hij won nooit de gouden schoen. Heel zijn carrière beetje het slachtoffer van zijn polyvalentie of je hem nu als rechtsachter neerzette, als middenvelder of als aanvaller, François deed het zonder te mokken. Als jonge voetballer had hij de aandacht getrokken van Georg Kessler, de eminente en op discipline gestelde trainer. Maar een paar maanden later zat hij op de bank van ... het tweede elftal. Vooral het lange haar van Swat had Kessler mateloos geïrriteerd. Hij stuurde hem bij de eerste ontmoeting stante pede naar de kapper. Het zou hem worst wezen...
Op zijn 25e vertrok hij naarAmerika, naar New York Cosmos. Witsel avant la lettre. Voor het bedrag dat hem daar werd aangeboden, moest hij acht jaar bij Anderlecht voetballen. Hij kwam er terecht in een wereld van glitter en glamour en werd bij zijn aankomst door Pelé in een limousine opgehaald. In 1985 liep hij bij Lokeren een kuitbeenbreuk en gescheurde gewrichtsbanden op. Over en out. Nilis avant la lettre. Hij ging een snookerzaak uitbaten in Opwijk, prima bitterballen en kaaskroketten, ik zie het Ronaldo of Messi niet doen.
Net voor de werelbeker 1990 in Italie werd me door een tijdschrift gevraagd een top 10 op te stellen van de beste Belgische voetballers allertijden. Ik had Van der Elst op 5 gezet, na Lozano, Coppens, Van Moer en Coeck ... een beetje Antwerps chauvini me moet ik achteraf wel toegegeven. De volgende dag kreeg ik een telefoontje van de hoofredacteur met de vraag of ik op mijn kop gevallen was. “Wat met de Van Himsten, Ceulemansen en Paffs? Lozano is niet eens Belg!”
Ik heb opgehangen, voorgoed. Net als Swat, weg ... voorgoed.