Toog- & Keukenverhalen
Luc's klare kijk op de dingen - Het moet niet altijd Marc zijn die 's morgens de dingen groet... (vrij naar Paul Van Ostaijen)
65 jaar...
Gracias, bedankt voor de verjaardagswensen
15-09-2022. Het is bijna donker. Ik heb geen enkel idee hoelang ik al op deze bank zit. De schaduw van de kerk aan de overzijde geeft amper troost. Het kleine parkje in het omhooggevallen dorpje “A” is bezaaid met dode bladeren. Ze liggen overal en nergens, ze vallen en zetten de wereld weer om in aarde. Ashes to ashes, dust to dust. Op avonden als deze vergeet ik dat de wereld niet op hetzelfde schema zit als ik. Dat alles aan het afsterven is, maar dat het toch weer tot leven zal komen met de hulp van een beetje zon en een flinke scheut Flor de Caña.
Ik kijk naar een luidruchtige vrouw op een terras aan de overzijde. Het café draagt de naam van een paardenwedstrijd en het bier smaakt er naar haver. Ik hoor het schril gelach van vreemden die mij steeds vreemder lijken en zie de mensen op afstand bezig met hun verval. Ze dwalen van het toilet naar de bar, terwijl ze lachen, zuipen en klagen over hoge facturen en het ondermaatse spel van de lokale voetbalploeg. Onwetendheid hoog in het vaandel, het geslacht slap in de broek. Ik probeer een glimp op te vangen van haar ogen. Is zij gelukkig? Nee, ze is niet gelukkig. Heeft ze verdriet? Nee, ze heeft ook geen verdriet. Op avonden als deze denk ik: ik ben ouder dan deze kerk, ouder dan deze bank, zeker ouder dan die vrouw, ouder dan de wind. Onzin, ik ben niet ouder dan de wind, de wind waait al eeuwen en na mijn vertrek zal hij nog eeuwen blijven waaien.
Ik ben vandaag 65 jaar geworden en heb besloten om hier vannacht te blijven zitten. Ik hoef in dit leven toch nergens meer heen. Ik zal er misschien een stijve rug of een ontstoken blaas aan overhouden, in het slechtste geval snijdt iemand me de keel over, maar daar zijn ze hier te laf voor. Als ik dorst krijg, zou het geen misdrijf zijn als ik op mijn knieën aan het gras ging likken. Ik stel me voor hoe mijn voeten wortel zouden schieten in de grond en hoe mijn handen overwoekerd met mos raken. Misschien trek ik mijn schoenen en kousen wel uit om het proces te versnellen. Misschien zijn er wel vogels die een nest in me bouwen, kinderen die me beklimmen, een hond die tegen me aan plast. Misschien neemt die vrouw uit het café op de terugweg wel een blaadje van me mee voor haar dagboek als aandenken aan deze nacht.
Ik heb mijn verstand en het gekwebbel van de dag het zwijgen opgelegd. Ik heb even mijn bestemming gevonden in een eeuwigheid die zwijgt. Waar ben ik? Een vraag die nergens meer op slaat. Ik denk aan al die verloren woorden die ergens doelloos rondzwerven totdat ze net als deze dode bladeren in de goot worden geveegd. Woorden die ooit de mond verlieten. Woorden die de moed verloren. Woorden die nooit hun bestemming bereikten. Ik denk na over hoe dit leven verder te leiden, wetende dat dat eigenlijk niet kan. Een kop vol wensen en bloed dat te hard stroomt. Ik had graag mijn vriendin nog eens teruggezien en mijn honden, mijn katten. Of Maria, ze is even oud als ik en verjaart net op dezelfde dag. Elke avond zat ze geduldig te wachten tot ik mijn restaurant sloot, we deden een babbeltje en ik gaf haar geld voor het busje naar huis, een hutje net buiten de stad waar ze woonde met haar 3 konijnen en 2 koeien. Ze kwam elke dag te voet naar het centrum om de overschotjes van de markt op te halen voor haar dieren en voor zichzelf. Op een dag namen we samen de taxi omdat ze een lama had gekocht die onmogelijk in de “collectivo” paste. Eens buiten de stad liet ze onze auto minstens vierentwintig keer stoppen om uit te stappen en in haar handen de kleine padden te verzamelen die verblind werden door de koplampen en rond sprongen als levende regendruppels. De regen viel, een mist rondom haar witte haar en ik bleef maar zeggen: je kunt ze toch niet allemaal redden, aanvaart het, kom in de auto , wij moeten nog ergens naar toe. Maar, met haar leerachtige handen vol nat bruin leven, tot aan haar knieën in het zomergras langs de weg, glimlachte ze en zei: "zij moeten ook nog ergens naar toe". Zou ze nog leven en wie betaalt nu haar taxi? Morgen begin ik de dag met een tequila, dan is het randje er een beetje af, dan doet het niet meteen zo'n zeer en ik troost me ook: Bruce Springsteen, Paul McCartney en Bob Dylan zijn nog lang niet met pensioen.
15-09-2022. Het is bijna donker. Ik heb geen enkel idee hoelang ik al op deze bank zit. De schaduw van de kerk aan de overzijde geeft amper troost. Het kleine parkje in het omhooggevallen dorpje “A” is bezaaid met dode bladeren. Ze liggen overal en nergens, ze vallen en zetten de wereld weer om in aarde. Ashes to ashes, dust to dust. Op avonden als deze vergeet ik dat de wereld niet op hetzelfde schema zit als ik. Dat alles aan het afsterven is, maar dat het toch weer tot leven zal komen met de hulp van een beetje zon en een flinke scheut Flor de Caña.
Ik kijk naar een luidruchtige vrouw op een terras aan de overzijde. Het café draagt de naam van een paardenwedstrijd en het bier smaakt er naar haver. Ik hoor het schril gelach van vreemden die mij steeds vreemder lijken en zie de mensen op afstand bezig met hun verval. Ze dwalen van het toilet naar de bar, terwijl ze lachen, zuipen en klagen over hoge facturen en het ondermaatse spel van de lokale voetbalploeg. Onwetendheid hoog in het vaandel, het geslacht slap in de broek. Ik probeer een glimp op te vangen van haar ogen. Is zij gelukkig? Nee, ze is niet gelukkig. Heeft ze verdriet? Nee, ze heeft ook geen verdriet. Op avonden als deze denk ik: ik ben ouder dan deze kerk, ouder dan deze bank, zeker ouder dan die vrouw, ouder dan de wind. Onzin, ik ben niet ouder dan de wind, de wind waait al eeuwen en na mijn vertrek zal hij nog eeuwen blijven waaien.
Ik ben vandaag 65 jaar geworden en heb besloten om hier vannacht te blijven zitten. Ik hoef in dit leven toch nergens meer heen. Ik zal er misschien een stijve rug of een ontstoken blaas aan overhouden, in het slechtste geval snijdt iemand me de keel over, maar daar zijn ze hier te laf voor. Als ik dorst krijg, zou het geen misdrijf zijn als ik op mijn knieën aan het gras ging likken. Ik stel me voor hoe mijn voeten wortel zouden schieten in de grond en hoe mijn handen overwoekerd met mos raken. Misschien trek ik mijn schoenen en kousen wel uit om het proces te versnellen. Misschien zijn er wel vogels die een nest in me bouwen, kinderen die me beklimmen, een hond die tegen me aan plast. Misschien neemt die vrouw uit het café op de terugweg wel een blaadje van me mee voor haar dagboek als aandenken aan deze nacht.
Ik heb mijn verstand en het gekwebbel van de dag het zwijgen opgelegd. Ik heb even mijn bestemming gevonden in een eeuwigheid die zwijgt. Waar ben ik? Een vraag die nergens meer op slaat. Ik denk aan al die verloren woorden die ergens doelloos rondzwerven totdat ze net als deze dode bladeren in de goot worden geveegd. Woorden die ooit de mond verlieten. Woorden die de moed verloren. Woorden die nooit hun bestemming bereikten. Ik denk na over hoe dit leven verder te leiden, wetende dat dat eigenlijk niet kan. Een kop vol wensen en bloed dat te hard stroomt. Ik had graag mijn vriendin nog eens teruggezien en mijn honden, mijn katten. Of Maria, ze is even oud als ik en verjaart net op dezelfde dag. Elke avond zat ze geduldig te wachten tot ik mijn restaurant sloot, we deden een babbeltje en ik gaf haar geld voor het busje naar huis, een hutje net buiten de stad waar ze woonde met haar 3 konijnen en 2 koeien. Ze kwam elke dag te voet naar het centrum om de overschotjes van de markt op te halen voor haar dieren en voor zichzelf. Op een dag namen we samen de taxi omdat ze een lama had gekocht die onmogelijk in de “collectivo” paste. Eens buiten de stad liet ze onze auto minstens vierentwintig keer stoppen om uit te stappen en in haar handen de kleine padden te verzamelen die verblind werden door de koplampen en rond sprongen als levende regendruppels. De regen viel, een mist rondom haar witte haar en ik bleef maar zeggen: je kunt ze toch niet allemaal redden, aanvaart het, kom in de auto , wij moeten nog ergens naar toe. Maar, met haar leerachtige handen vol nat bruin leven, tot aan haar knieën in het zomergras langs de weg, glimlachte ze en zei: "zij moeten ook nog ergens naar toe". Zou ze nog leven en wie betaalt nu haar taxi? Morgen begin ik de dag met een tequila, dan is het randje er een beetje af, dan doet het niet meteen zo'n zeer en ik troost me ook: Bruce Springsteen, Paul McCartney en Bob Dylan zijn nog lang niet met pensioen.
Grenzen oversteken.
21-06-2020. Ik zit naast haar op de bus, richting grens. Zoals steeds hier in Latijns-Amerika is het enige toilet vergrendeld en geurt alles naar zweetvoeten en gebakken banaan. Een kip pikt een stukje eelt van mijn kleine teen. Low cost-maatschappijen, zijn er andere? De chauffeur knikkebolt, niet verwonderlijk na 16 uur onafgebroken achter het stuur. De vraag in Bolivia is meestal niet om hoe laat je aankomt maar of je überhaupt wel aankomt. Derderangs Kung Fu films afgewisseld met reggeaton, akelige stiltes en drugscontroles. Er sterven jaarlijks dan ook meer dan 1200 personen bij busongelukken.
We wisselen geen woord, geen blik. Ze is in slaap gevallen toen we amper acht minuten onderweg waren. Haar hoofd rust ongemakkelijk op mijn schouders. Ik vraag me af waarom ik steeds voor een zitje aan het raam kies. Hoewel ik het meisje naast me van haar noch pluim ken, voel ik haar op iets knagen. Een onverteerd stukje kippenvleugel? De restanten van een valse belofte? Blinde tanden die op de wereld bijten over de vlucht van de kraaien heen. Net voor we uitstappen, schrikt ze wakker en vraagt, uit het niets, of ik kan koken.
“… Ik koken, waarom?”
“Weet je, mijn vader valt mijn moeder lastig. Niet zomaar lastig, écht lastig. Hij schreeuwt en roept tegen haar. Soms trapt hij haar in de onderbuik, hoerenjong, zegt hij dan. Op een dag scheur ik de ziel uit je lijf, de stront uit je darmen. Vader kan niet koken, alleen maar overkoken. Ach, hij doet nog wel meer, spuwen op de grond en de muziek zo luid zetten dat de buren komen kloppen op de voordeur. Mijn moeder huilt en prevelt, schietgebedjes, -ik wou dat ik dood was-. Weet je, ze heeft zelf haar vader nooit gekend. Mijn moeder kookt ook niet meer, als ze aardappelen schilt neemt mijn vader haar langs achter. De geur die daarna achterblijft lijkt op die van een lijkenhuis in de middagzon. Aan de muur hangt Jezus die alles met open armen en een onbewogen blik gadeslaat. Ook Jezus kookt niet, mijn broer zegt dat hij meer voor de wijn is.”
Ze is vederlicht en helder als de poolster. Ze geurt naar Parijs op het einde van de lente. Ik moet aan een liedje van Bacilos denken -Un olor a tabaco y Chanel-. Het heeft gewaaid in haar hart en in haar hoofd. Een storm, een orkaan. Ze is weg van thuis, onderweg van ergens naar nergens. Haar hoofd staat al aan de grens. Het vindt zijn paspoort niet. Het is hier dan ook niet echt haar land en dan twijfelt de ziel weleens. Ze is al zoveel grenzen overgestoken. In haar dromen eet ze rijst met tranen. Pijn, verdriet… het is echt iets voor haar. Ooit geloofde ze dat als je anderen geen pijn doet, ze jou geen pijn doen. Het lot van de waterjuffer in een rivier vol piranha’s. Teveel luizen voor te weinig pels.
“Papa heeft een pistool, soms wil ik het grijpen. Ik ben bang, op een dag doet hij mammie echt stuk. Ze had nooit met hem mogen trouwen. Soms slaat hij ook mij zonder reden. Ik stoor hem gewoon door er te zijn. Ik doe niets verkeerd. Hij zegt dat ik hem in de war breng. Dat ik niet zijn trots ben. Dat ik zijn dochter niet ben. Soms wil ik een andere vader.”
Ik wil haar troosten. Maar troost verzacht het leed en daar doe ik niet aan mee.
“Hoe lang gaat dit blijven duren?”
Ik zwijg.
Ze weet het antwoord beter dan ik.
“What, if tomorrow never comes?”
Buiten zijn ze ondertussen zowat overal. De zwarte vogels. Eerst twee dan drie.
Eerst in de lucht dan in de bomen, uiteindelijk verzamelen ze zich op het dak van de bus. Twintig, dertig. Het begon deze middag met één op 30 kilometer van de grens. Met één zwarte kraai die het open raampje binnenvloog en er langs de vooruit met een kinderlijkje vandoor ging. Kraaien leven in de leegte en hebben geen gevoel van tijd. Een oud Indiaans opperhoofd vertelde ooit dat de Kraai tegelijkertijd verleden, heden en toekomst kan zien. Soms denk ik, ze heeft er ooit eentje ingeslikt. Was het dat wat ik hoorde knagen?
“Lieve meid, waarom vertel je me dit alles?”
“… Zomaar. Je lijkt me een aardige man, ik denk dat je fantastisch kunt koken.”
“Is spaghetti, ok?”
“Spaghetti mag, maar iets met vis dat zou pas super zijn.”
Ik steek mijn armen omhoog naar een god die niet bestaat en glimlach, terwijl de modder over haar gezicht loopt. Ze is een grens overgestoken. Niet één maar ontelbare. Grenzen opzoeken vraagt durf. Grenzen verleggen, moed. Grenzen overschrijden is pure waanzin. Alles heeft zijn grenzen, behalve leed.
Daar kan geen kok tegenop.
We wisselen geen woord, geen blik. Ze is in slaap gevallen toen we amper acht minuten onderweg waren. Haar hoofd rust ongemakkelijk op mijn schouders. Ik vraag me af waarom ik steeds voor een zitje aan het raam kies. Hoewel ik het meisje naast me van haar noch pluim ken, voel ik haar op iets knagen. Een onverteerd stukje kippenvleugel? De restanten van een valse belofte? Blinde tanden die op de wereld bijten over de vlucht van de kraaien heen. Net voor we uitstappen, schrikt ze wakker en vraagt, uit het niets, of ik kan koken.
“… Ik koken, waarom?”
“Weet je, mijn vader valt mijn moeder lastig. Niet zomaar lastig, écht lastig. Hij schreeuwt en roept tegen haar. Soms trapt hij haar in de onderbuik, hoerenjong, zegt hij dan. Op een dag scheur ik de ziel uit je lijf, de stront uit je darmen. Vader kan niet koken, alleen maar overkoken. Ach, hij doet nog wel meer, spuwen op de grond en de muziek zo luid zetten dat de buren komen kloppen op de voordeur. Mijn moeder huilt en prevelt, schietgebedjes, -ik wou dat ik dood was-. Weet je, ze heeft zelf haar vader nooit gekend. Mijn moeder kookt ook niet meer, als ze aardappelen schilt neemt mijn vader haar langs achter. De geur die daarna achterblijft lijkt op die van een lijkenhuis in de middagzon. Aan de muur hangt Jezus die alles met open armen en een onbewogen blik gadeslaat. Ook Jezus kookt niet, mijn broer zegt dat hij meer voor de wijn is.”
Ze is vederlicht en helder als de poolster. Ze geurt naar Parijs op het einde van de lente. Ik moet aan een liedje van Bacilos denken -Un olor a tabaco y Chanel-. Het heeft gewaaid in haar hart en in haar hoofd. Een storm, een orkaan. Ze is weg van thuis, onderweg van ergens naar nergens. Haar hoofd staat al aan de grens. Het vindt zijn paspoort niet. Het is hier dan ook niet echt haar land en dan twijfelt de ziel weleens. Ze is al zoveel grenzen overgestoken. In haar dromen eet ze rijst met tranen. Pijn, verdriet… het is echt iets voor haar. Ooit geloofde ze dat als je anderen geen pijn doet, ze jou geen pijn doen. Het lot van de waterjuffer in een rivier vol piranha’s. Teveel luizen voor te weinig pels.
“Papa heeft een pistool, soms wil ik het grijpen. Ik ben bang, op een dag doet hij mammie echt stuk. Ze had nooit met hem mogen trouwen. Soms slaat hij ook mij zonder reden. Ik stoor hem gewoon door er te zijn. Ik doe niets verkeerd. Hij zegt dat ik hem in de war breng. Dat ik niet zijn trots ben. Dat ik zijn dochter niet ben. Soms wil ik een andere vader.”
Ik wil haar troosten. Maar troost verzacht het leed en daar doe ik niet aan mee.
“Hoe lang gaat dit blijven duren?”
Ik zwijg.
Ze weet het antwoord beter dan ik.
“What, if tomorrow never comes?”
Buiten zijn ze ondertussen zowat overal. De zwarte vogels. Eerst twee dan drie.
Eerst in de lucht dan in de bomen, uiteindelijk verzamelen ze zich op het dak van de bus. Twintig, dertig. Het begon deze middag met één op 30 kilometer van de grens. Met één zwarte kraai die het open raampje binnenvloog en er langs de vooruit met een kinderlijkje vandoor ging. Kraaien leven in de leegte en hebben geen gevoel van tijd. Een oud Indiaans opperhoofd vertelde ooit dat de Kraai tegelijkertijd verleden, heden en toekomst kan zien. Soms denk ik, ze heeft er ooit eentje ingeslikt. Was het dat wat ik hoorde knagen?
“Lieve meid, waarom vertel je me dit alles?”
“… Zomaar. Je lijkt me een aardige man, ik denk dat je fantastisch kunt koken.”
“Is spaghetti, ok?”
“Spaghetti mag, maar iets met vis dat zou pas super zijn.”
Ik steek mijn armen omhoog naar een god die niet bestaat en glimlach, terwijl de modder over haar gezicht loopt. Ze is een grens overgestoken. Niet één maar ontelbare. Grenzen opzoeken vraagt durf. Grenzen verleggen, moed. Grenzen overschrijden is pure waanzin. Alles heeft zijn grenzen, behalve leed.
Daar kan geen kok tegenop.
Tachtig klonk prachtig.
05-12-2020. Meestal is het donderdagavond, in niet coronatijden, hier in la Paz : “oldies” avond. Lekker meebrullen met de kitsch van Spandau Ballet, Duran Duran, New Order of Soft Cell. Als veteraan van deze periode weet ik wel beter, maar ik val er het jonge doorgesnoven volkje niet mee lastig. Ze hebben al genoeg om hun Twitteroren en teweinig in hun TikTok hersenen en voor je het weet heb je “een toek op je bakkes” van een of andere influencer die reclame maakt voor inlegkruisjes en bloed bij de daad voegt.
Want de jaren 80 waren ook de jaren van economische recessie en werkloosheid. Dat klonk door in de muziek. Donkere, sombere tonen overheersten de alternatieve rockscene. Het leverde mooie liedjes op en mijn liefde voor “The Kinks”. Ik heb ze vijfmaal live aan het werk gezien, eenmaal minder dan Bruce Springsteen maar een keer meer dan David Bowie. Chroniqueurs van het Britse leven in die jaren. Weinigen konden maatschappijkritiek scherper verwoorden dan Ray Davies (Dylan, wellicht, voor wat Amerika betreft). Ook zijn broer Dave zat in de band, hoewel ze elkaar niet konden luchten (waar hebben we dat nog gehoord?). Het begin was rudimentair en ruig, daarna werden de arrangementen weidser, speelser en gedurfder. Als u de essentie wil vatten, koop dan “The EP Collection”, waarop alle ep’s (dus ook de singles) van de beginperiode staan.
Het waren de jaren van de verloren idealen van de jaren 60 en 70. We hadden geen geloof meer in de toekomst. De bom kon elk moment vallen, de kerncentrale elk moment lekken. De vorige generatie had de deur voor ons dichtgegooid. Er bleven maar 3 opties over: vechten, terugtrekken of voetballen. Vechten was de ideologie van de aktiegroepen, de buurtcomités, de kraakbewegingen en de Rode Brigades. Bands als “The Popgroup”, “The Gang of Four”, “The Clash”, ”The Jam” en andere “Ramones”. Op de barricades met een grimmige blik gericht op de boze buitenwereld, af en toe een afgesneden lichaamsdeel per post versturen.
Anderen keerden in zichzelf, het jointje met “rode Afghan” binnen handbereik. Het begrip navelstaarder is voor deze groep nog te optimistisch. Het is nog niet genoeg naar binnengekeerd. In het Engels sprak men van “Shoegazers”. Je kleedde je zo zwart mogelijk, liefst met wat oogschaduw. Shampoo was uit den boze. Aanraking was een illusie en om dat kracht bij te zetten danste je met je hoofd tussen je benen, zodat je de kroonkurken op de dansvloer kon tellen. Contact met anderen was onmogelijk en een lief vinden was zoeken naar een speld in de hooiberg. Je zorgde ervoor dat je op voldoende afstand van iedereen was, de anderhalve meter samenleving avant la lettre zonder mondkapje. Verveling als de ware zin van het leven. Met name de Engelsen waren hier dol op.
Denk maar aan “The Cure”, “The Rainmakers” of The Smiths.
De jaren 80 begonnen eigenlijk eind jaren 70. In het jaar 1979 kwamen een aantal lp’s uit die het muurstaren als uitgangspunt hadden: “Three Imaginary Boys” van “The Cure”, “Unknown Pleasures” van “Joy Division” en ook “Secondhand Daylight” van “Magazine”. Magazine was een echte underground band, enkel voor insiders. Ze hebben geen hits gehad, zijn nooit beroemd geworden. Ze hebben wel een goed en consistent oeuvre nagelaten. En een nummer gemaakt dat samen met “A Forest” van The Cure als ultiem Shoegazers statement gezien kan worden. “A song from under the floorboards”. Alleen de titel zegt het al. Lager dan onder de vloer kan iemand niet komen. Een tocht door de Antwerpse middeleeuwse riolen, het Schoonselhof op een mistige herstdag. De song is geïnspireerd op Dostojewski’s “Aantekeningen uit het ondergrondse”. Het gaat over een persoon die het alledaagse verwerpelijk vindt. Vanuit het ondergrondse analyseert hij de wereld om zich heen. Vanuit zijn schuilplaats voelt hij zich verheven boven alle mensen die het “normale” leven ondergaan. Hij accepteert niets en ziet alleen de peilloze dieptes van het leven. Het boek is een en al gejammer over deze vreselijke wereld. Trainspotting in Moskou. Micha Marah die de zevende dag presenteert. Luk Appermont die een lingerieshow voor Vogue loopt.
Ik heb me nooit echt aangetrokken gevoeld tot het schoenenstaren. Ik heb altijd wel op z’n minst enig perspectief in dit leven gezien. Al was het maar pinten pakken na de match. Maar Magazine volgde ik wel en telkens als ik ze terughoor zie ik mezelf weer dansen in een donkere kelder tussen mensen die hun best doen er zo ongezond en onaantrekkelijk mogelijk uit te zien. Ik ging wel mee de kelder in maar ik keek steeds goed naar de uitgang want ik moest de volgende dag voetballen.
De jaren 80 waren prachtig?
Nee toch. De bende van Nijvel, de knokploegen van de VMO. Nachtjes in de cel van de rijkswachtkazerne in Wilrijk omdat je in je handen klapte als de bottinekes weer eens langsreden. Voor je het doorhad waren John Lennon, Bob Marley en Marvin Gaye weg en draaide alles om geld in het voetbal. Jean Elst betaalde één miljoen frank en 10 bakken Geuze Bellevue aan de Spaanse scheidsrechter Guruceta-Muro om tijdens de halve finale van de UEFA-Cup Anderlecht-Nottingham Forest in het voordeel van Anderlecht te fluiten. Daar zat je dan als goedgelovige supporter in de tribune. Standard speelde sinterklaas voor de Waterschei spelers zodat die even het mijnleed konden vergeten. “Fresh food for rotting vegetables” – Dead Kennedys.
Liefde & leudeuveudeu. Oppassen voor aids, die stok achter de deur.
Lange haren, met zijn allen in een groot huis tot schande van het dorp.
Rechtse figuren aan de macht, Reagan en Thatcher -She promised to follow him to the end of the earth, he promised to organize it! - De tandem Martens-Gol en kort daarna –Verhofstadt. Geen jobs, no Future. Jongerenmarchen voor werk, kennismaking met traangas. Geen week zonder betoging, geen dag zonder drank.
“Hand in Hand, touche pas à mon pote”.
“We hope the Russians love their children too”. De Sovjets, het mooiste ijshockey ooit met Tretiak in doel en Kharlamov in de spits. Veel muzikale eendagsvliegen ook “Adam & The Ants – Stand And Deliver”, “Flying Pickets – Only You”.
Ik had en heb een geweten en ik had en heb bezwaren. Voeg die twee samen en je komt uit op: gewetensbezwaarde. Het was een kleine daad van verzet in die tijd: ik weigerde als pacifist domweg bevelen van officieren uit te voeren. Daar werd je toen flink voor gestraft. Twintig lange maanden, 847 oude Belgische franken of 21 Euro per maand. De twee witte onderhemdjes, 2 lichtblauwe strakke hemden, 3 paar zwarte sokken en een grijze broek kreeg je er gratis bij. Wel zelf gaan ophalen in het Klein Kasteeltje. Dan moest je al écht overtuigd zijn, niet? Boven mijn bed hing een poster “het leger is als een kut, elke lul voelt er zich in thuis”. Achteraf bekeken had ik uit puur opportunisme net zo goed in het leger kunnen gaan want op de twee plekken waar ik mijn gewetensbezwaren mocht uiten werd ik, naar mijn aanvoelen, uitgebuit. Goedkope werkkracht. Het langharig werkschuw tuig als een variant op de Poolse kuisvrouw. Ik verwachtte veel respect voor mijn beslissing maar ik kreeg klusjes die anderen niet wilden doen. Maar ik geloofde in de universele rechtvaardigheid. Ik was ervan overtuigd dat in de eeuwigdurende clash tussen de krachten van goed en kwaad, het goede steeds zou zegevieren.
Ik was “The game of Thrones” jaren vooruit.
In de jeugdclub van het door overstromingen geteisterd dorpje R. waar ik mijn dagen voornamelijk achter de toog sleet. U leest dat goed: áchter. Om de dorstigen te laven werd een keer per jaar een festivalletje georganiseerd, met wouldbe-cultgroepjes uit de streek die zich bekwaamden in het heel luid door elkaar brullen van ‘One-two-three-four’ om vervolgens dik drie minuten hooguit twee akkoorden op de pogoënde aanwezigen los te laten. Die festivalletjes verliepen overal volgens een vast stramien. Dagen vooraf, tijdens nachtelijke raids, alle bushokjes in de streek volplakken met affiches. De dag voordien de tent opzetten met vrijwilligers die afkwamen op de geur van het gratis vat. De dag zelf bang afwachten of er volk kwam. Een lege weide tot om een uur of vijf de dorstige massa toestroomde. Drie of vier groepen die van jetje gaven, met een uur tussen want iedereen kwam met zijn eigen materiaal aandraven, of de drummer lag nog zat in bed. Tegen negen uur overstromende toiletpotten. Waar is de gewetensbezwaarde? Tegen tien uur skinheads of plaatselijke punks die voor de ingang verzamelen bliezen. Wat getrek en geduw en een halfuur later kon je vroeger dan verwacht fluitend naar huis omdat de politie de boel was komen sluiten. Maandag afbreekdag, niemand meer in de buurt om te helpen buiten een paar wrakken die de nacht onder het podium hadden doorgebracht en wat chiromeisjes op zoek naar hun slipjes. Elk zichzelf respecterend jeugdhok had er wel eentje. De Ark, de Muur, De Splinter, Kabal, de Schuur. Enkel de bourgeoisie onder de jeugdhuizen hield het op kaas- en wijnavonden en 11.11.11.info-avonden, type Hamincs, Kontakt, Peerdsbos.
Elke zaterdagavond op de fiets, meestal zonder licht en taksplaatje naar een fuif, al dan niet voor het goede doel. Van parochiezaal naar parochiezaal, van zaal Tijl naar Familia of de Koekoek. Blinde Rick en zijn onvolpezen discobar “Take it Easy” achterna. Rik werd op een onwaarschijnlijke manier blind. Zijn ene oog verloor hij toen er een aardappelmesje in belandde tijdens een ruzie met zijn broer. Het andere speelde hij een paar jaar later kwijt toen zijn oom er met een katapult een steen in schoot. Ondanks die tegenslag stond Rik vrolijk in het leven. Een discjockey die als geen ander zijn vak kende en de avond steeds afsloot met “Stay” van Jackson Browne. Tijdens de “La Bamba” op zoek naar de “Femme fatale” die en kruising moest zijn tussen Chrissie Hynde, Grace Slick, Christa Päffgen en Joan Jett met de blik in haar ogen van Ulrike Meinhof. Geen wonder dat we steeds van een kale reis thuiskwamen. Een keer in de maand naar de grote stad, waar je als “Boerke van den buiten” in koten als de Cinderella, de Skipper en de Gnoe werd buitengekeken nog voor je een pint kon bestellen.
In het jaar 1983 in Werchter beklommen achtereenvolgens The Scabs, John Cale + Band, Warren Zevon, Eurythmics, U2, Simple Minds, Peter Gabriel en Van Morrison dat ene podium. Geen tenten, geen poespas, geen tachtig groepen. 200 Belgische franken inkom. Acht optredens met tussendoor drie kwartier pauze, genoeg voor telkens vijf pinten. Zaterdag in Torhout, zondag in Werchter.
Simpele tijden die jaren 80.
Want de jaren 80 waren ook de jaren van economische recessie en werkloosheid. Dat klonk door in de muziek. Donkere, sombere tonen overheersten de alternatieve rockscene. Het leverde mooie liedjes op en mijn liefde voor “The Kinks”. Ik heb ze vijfmaal live aan het werk gezien, eenmaal minder dan Bruce Springsteen maar een keer meer dan David Bowie. Chroniqueurs van het Britse leven in die jaren. Weinigen konden maatschappijkritiek scherper verwoorden dan Ray Davies (Dylan, wellicht, voor wat Amerika betreft). Ook zijn broer Dave zat in de band, hoewel ze elkaar niet konden luchten (waar hebben we dat nog gehoord?). Het begin was rudimentair en ruig, daarna werden de arrangementen weidser, speelser en gedurfder. Als u de essentie wil vatten, koop dan “The EP Collection”, waarop alle ep’s (dus ook de singles) van de beginperiode staan.
Het waren de jaren van de verloren idealen van de jaren 60 en 70. We hadden geen geloof meer in de toekomst. De bom kon elk moment vallen, de kerncentrale elk moment lekken. De vorige generatie had de deur voor ons dichtgegooid. Er bleven maar 3 opties over: vechten, terugtrekken of voetballen. Vechten was de ideologie van de aktiegroepen, de buurtcomités, de kraakbewegingen en de Rode Brigades. Bands als “The Popgroup”, “The Gang of Four”, “The Clash”, ”The Jam” en andere “Ramones”. Op de barricades met een grimmige blik gericht op de boze buitenwereld, af en toe een afgesneden lichaamsdeel per post versturen.
Anderen keerden in zichzelf, het jointje met “rode Afghan” binnen handbereik. Het begrip navelstaarder is voor deze groep nog te optimistisch. Het is nog niet genoeg naar binnengekeerd. In het Engels sprak men van “Shoegazers”. Je kleedde je zo zwart mogelijk, liefst met wat oogschaduw. Shampoo was uit den boze. Aanraking was een illusie en om dat kracht bij te zetten danste je met je hoofd tussen je benen, zodat je de kroonkurken op de dansvloer kon tellen. Contact met anderen was onmogelijk en een lief vinden was zoeken naar een speld in de hooiberg. Je zorgde ervoor dat je op voldoende afstand van iedereen was, de anderhalve meter samenleving avant la lettre zonder mondkapje. Verveling als de ware zin van het leven. Met name de Engelsen waren hier dol op.
Denk maar aan “The Cure”, “The Rainmakers” of The Smiths.
De jaren 80 begonnen eigenlijk eind jaren 70. In het jaar 1979 kwamen een aantal lp’s uit die het muurstaren als uitgangspunt hadden: “Three Imaginary Boys” van “The Cure”, “Unknown Pleasures” van “Joy Division” en ook “Secondhand Daylight” van “Magazine”. Magazine was een echte underground band, enkel voor insiders. Ze hebben geen hits gehad, zijn nooit beroemd geworden. Ze hebben wel een goed en consistent oeuvre nagelaten. En een nummer gemaakt dat samen met “A Forest” van The Cure als ultiem Shoegazers statement gezien kan worden. “A song from under the floorboards”. Alleen de titel zegt het al. Lager dan onder de vloer kan iemand niet komen. Een tocht door de Antwerpse middeleeuwse riolen, het Schoonselhof op een mistige herstdag. De song is geïnspireerd op Dostojewski’s “Aantekeningen uit het ondergrondse”. Het gaat over een persoon die het alledaagse verwerpelijk vindt. Vanuit het ondergrondse analyseert hij de wereld om zich heen. Vanuit zijn schuilplaats voelt hij zich verheven boven alle mensen die het “normale” leven ondergaan. Hij accepteert niets en ziet alleen de peilloze dieptes van het leven. Het boek is een en al gejammer over deze vreselijke wereld. Trainspotting in Moskou. Micha Marah die de zevende dag presenteert. Luk Appermont die een lingerieshow voor Vogue loopt.
Ik heb me nooit echt aangetrokken gevoeld tot het schoenenstaren. Ik heb altijd wel op z’n minst enig perspectief in dit leven gezien. Al was het maar pinten pakken na de match. Maar Magazine volgde ik wel en telkens als ik ze terughoor zie ik mezelf weer dansen in een donkere kelder tussen mensen die hun best doen er zo ongezond en onaantrekkelijk mogelijk uit te zien. Ik ging wel mee de kelder in maar ik keek steeds goed naar de uitgang want ik moest de volgende dag voetballen.
De jaren 80 waren prachtig?
Nee toch. De bende van Nijvel, de knokploegen van de VMO. Nachtjes in de cel van de rijkswachtkazerne in Wilrijk omdat je in je handen klapte als de bottinekes weer eens langsreden. Voor je het doorhad waren John Lennon, Bob Marley en Marvin Gaye weg en draaide alles om geld in het voetbal. Jean Elst betaalde één miljoen frank en 10 bakken Geuze Bellevue aan de Spaanse scheidsrechter Guruceta-Muro om tijdens de halve finale van de UEFA-Cup Anderlecht-Nottingham Forest in het voordeel van Anderlecht te fluiten. Daar zat je dan als goedgelovige supporter in de tribune. Standard speelde sinterklaas voor de Waterschei spelers zodat die even het mijnleed konden vergeten. “Fresh food for rotting vegetables” – Dead Kennedys.
Liefde & leudeuveudeu. Oppassen voor aids, die stok achter de deur.
Lange haren, met zijn allen in een groot huis tot schande van het dorp.
Rechtse figuren aan de macht, Reagan en Thatcher -She promised to follow him to the end of the earth, he promised to organize it! - De tandem Martens-Gol en kort daarna –Verhofstadt. Geen jobs, no Future. Jongerenmarchen voor werk, kennismaking met traangas. Geen week zonder betoging, geen dag zonder drank.
“Hand in Hand, touche pas à mon pote”.
“We hope the Russians love their children too”. De Sovjets, het mooiste ijshockey ooit met Tretiak in doel en Kharlamov in de spits. Veel muzikale eendagsvliegen ook “Adam & The Ants – Stand And Deliver”, “Flying Pickets – Only You”.
Ik had en heb een geweten en ik had en heb bezwaren. Voeg die twee samen en je komt uit op: gewetensbezwaarde. Het was een kleine daad van verzet in die tijd: ik weigerde als pacifist domweg bevelen van officieren uit te voeren. Daar werd je toen flink voor gestraft. Twintig lange maanden, 847 oude Belgische franken of 21 Euro per maand. De twee witte onderhemdjes, 2 lichtblauwe strakke hemden, 3 paar zwarte sokken en een grijze broek kreeg je er gratis bij. Wel zelf gaan ophalen in het Klein Kasteeltje. Dan moest je al écht overtuigd zijn, niet? Boven mijn bed hing een poster “het leger is als een kut, elke lul voelt er zich in thuis”. Achteraf bekeken had ik uit puur opportunisme net zo goed in het leger kunnen gaan want op de twee plekken waar ik mijn gewetensbezwaren mocht uiten werd ik, naar mijn aanvoelen, uitgebuit. Goedkope werkkracht. Het langharig werkschuw tuig als een variant op de Poolse kuisvrouw. Ik verwachtte veel respect voor mijn beslissing maar ik kreeg klusjes die anderen niet wilden doen. Maar ik geloofde in de universele rechtvaardigheid. Ik was ervan overtuigd dat in de eeuwigdurende clash tussen de krachten van goed en kwaad, het goede steeds zou zegevieren.
Ik was “The game of Thrones” jaren vooruit.
In de jeugdclub van het door overstromingen geteisterd dorpje R. waar ik mijn dagen voornamelijk achter de toog sleet. U leest dat goed: áchter. Om de dorstigen te laven werd een keer per jaar een festivalletje georganiseerd, met wouldbe-cultgroepjes uit de streek die zich bekwaamden in het heel luid door elkaar brullen van ‘One-two-three-four’ om vervolgens dik drie minuten hooguit twee akkoorden op de pogoënde aanwezigen los te laten. Die festivalletjes verliepen overal volgens een vast stramien. Dagen vooraf, tijdens nachtelijke raids, alle bushokjes in de streek volplakken met affiches. De dag voordien de tent opzetten met vrijwilligers die afkwamen op de geur van het gratis vat. De dag zelf bang afwachten of er volk kwam. Een lege weide tot om een uur of vijf de dorstige massa toestroomde. Drie of vier groepen die van jetje gaven, met een uur tussen want iedereen kwam met zijn eigen materiaal aandraven, of de drummer lag nog zat in bed. Tegen negen uur overstromende toiletpotten. Waar is de gewetensbezwaarde? Tegen tien uur skinheads of plaatselijke punks die voor de ingang verzamelen bliezen. Wat getrek en geduw en een halfuur later kon je vroeger dan verwacht fluitend naar huis omdat de politie de boel was komen sluiten. Maandag afbreekdag, niemand meer in de buurt om te helpen buiten een paar wrakken die de nacht onder het podium hadden doorgebracht en wat chiromeisjes op zoek naar hun slipjes. Elk zichzelf respecterend jeugdhok had er wel eentje. De Ark, de Muur, De Splinter, Kabal, de Schuur. Enkel de bourgeoisie onder de jeugdhuizen hield het op kaas- en wijnavonden en 11.11.11.info-avonden, type Hamincs, Kontakt, Peerdsbos.
Elke zaterdagavond op de fiets, meestal zonder licht en taksplaatje naar een fuif, al dan niet voor het goede doel. Van parochiezaal naar parochiezaal, van zaal Tijl naar Familia of de Koekoek. Blinde Rick en zijn onvolpezen discobar “Take it Easy” achterna. Rik werd op een onwaarschijnlijke manier blind. Zijn ene oog verloor hij toen er een aardappelmesje in belandde tijdens een ruzie met zijn broer. Het andere speelde hij een paar jaar later kwijt toen zijn oom er met een katapult een steen in schoot. Ondanks die tegenslag stond Rik vrolijk in het leven. Een discjockey die als geen ander zijn vak kende en de avond steeds afsloot met “Stay” van Jackson Browne. Tijdens de “La Bamba” op zoek naar de “Femme fatale” die en kruising moest zijn tussen Chrissie Hynde, Grace Slick, Christa Päffgen en Joan Jett met de blik in haar ogen van Ulrike Meinhof. Geen wonder dat we steeds van een kale reis thuiskwamen. Een keer in de maand naar de grote stad, waar je als “Boerke van den buiten” in koten als de Cinderella, de Skipper en de Gnoe werd buitengekeken nog voor je een pint kon bestellen.
In het jaar 1983 in Werchter beklommen achtereenvolgens The Scabs, John Cale + Band, Warren Zevon, Eurythmics, U2, Simple Minds, Peter Gabriel en Van Morrison dat ene podium. Geen tenten, geen poespas, geen tachtig groepen. 200 Belgische franken inkom. Acht optredens met tussendoor drie kwartier pauze, genoeg voor telkens vijf pinten. Zaterdag in Torhout, zondag in Werchter.
Simpele tijden die jaren 80.
Van God los.
24-09-2020. Het was in de tijd dat je nog op café kon zonder mondmasker, de tijd dat je mekaar nog een kus of twee, drie gaf als begroeting. Dat je frieten met de hand at en je de mayonaise van mekaars schoenen likte. Dat er geen sluitingstijd en het vat steeds halfvol was. Dat je na een nachtje stappen thuis kwam en naar nicotine rook. Nu ruik je gewoon naar angst en verveling.
Het was een uur of twee, drie ‘s morgens toen ik in bed kwam gestrompeld.
Stomdronken. Bier gutste uit mijn poriën, mijn mond braakte vliegen en ander ongedierte. Ze sliep of deed alsof. Ik drukte mijn verzopen wimper tegen haar warme rug. Ik walmde vreemde geluiden over eeuwige liefde, overvolle taxi`s en laatste rondjes. Over verloren weddingschappen en schalkse blikken. Tragische, doorzichtige pogingen om de echte reden, de innerlijke onrust, te verbloemen.
Ze mompelde, niet eens boos : “je zou weer op reis moeten gaan”. Je hebt nooit kunnen aarden in een huis. Je hebt je nooit echt thuis gevoeld tussen vier muren. Ik hikte en zweette als een hoer in een kerk. Zoveel mildheid en genade. Geen speld tussen te krijgen, alleen maar een handvol kromme nagels en een stinkende bek.
Ik weet het, heimwee heb ik nooit gekend. Van kinds af zocht ik de schoonheid van de wereld in de kracht van dromen, boeken en films.
Schier eindeloze trein- en bootreizen, wandelingen langs dijken en verlaten stranden. Stilhangende meeuwen boven drooggevallen schorren in de herfst.
De komst van de zwaluwen in de lente. Bij laagtij de in het slik vastgelopen vissersboten vol van roest en rotting. Het schuren van het zwerfvuil langs de kade. Maar nooit de muren van een huis, dat nooit.
Ik fluister. Dat heb ik van mijn grootvader, die zei altijd : “als je dronken bent moet je fluisteren”. Een mens moet toch iets. Ik tracht te denken, zou ik beter niet doen. In het flitslicht schuilt een leven. De vleugels van een veulen. De leugens van de rimpels. Het simpel dartelen van een vrouw.
Ik vraag ik me af of ik niet beter was weggebleven, had me op zijn minst de taxikosten bespaard. Of ik niet beter een leeg bierblikje in een spooktrein zou zijn. Voor de zeeman die niet weet welke haven hij wil aandoen, bestaat er geen gunstige wind.
De diepvriezer ronkt tot zonsopgang, ik ook. De tijd glijdt onder stoelen en banken als een gletsjer zonder ruis. Katten krabben aan de deur. Liefde maakt blind. En toch aan mijn ogen mankeert niets.
Ik zie alles een beetje dubbel weliswaar. Buiten tegen de gevel staat een blinde in de gutsende regen als een heilige evangelist. Hij neuriet, gehuld in een jas van gelooide mensenhuid, een lied. Alleen in de stilte van de ochtend hoor je hoe leeg het is en hoe vol het glas is…
Het was een uur of twee, drie ‘s morgens toen ik in bed kwam gestrompeld.
Stomdronken. Bier gutste uit mijn poriën, mijn mond braakte vliegen en ander ongedierte. Ze sliep of deed alsof. Ik drukte mijn verzopen wimper tegen haar warme rug. Ik walmde vreemde geluiden over eeuwige liefde, overvolle taxi`s en laatste rondjes. Over verloren weddingschappen en schalkse blikken. Tragische, doorzichtige pogingen om de echte reden, de innerlijke onrust, te verbloemen.
Ze mompelde, niet eens boos : “je zou weer op reis moeten gaan”. Je hebt nooit kunnen aarden in een huis. Je hebt je nooit echt thuis gevoeld tussen vier muren. Ik hikte en zweette als een hoer in een kerk. Zoveel mildheid en genade. Geen speld tussen te krijgen, alleen maar een handvol kromme nagels en een stinkende bek.
Ik weet het, heimwee heb ik nooit gekend. Van kinds af zocht ik de schoonheid van de wereld in de kracht van dromen, boeken en films.
Schier eindeloze trein- en bootreizen, wandelingen langs dijken en verlaten stranden. Stilhangende meeuwen boven drooggevallen schorren in de herfst.
De komst van de zwaluwen in de lente. Bij laagtij de in het slik vastgelopen vissersboten vol van roest en rotting. Het schuren van het zwerfvuil langs de kade. Maar nooit de muren van een huis, dat nooit.
Ik fluister. Dat heb ik van mijn grootvader, die zei altijd : “als je dronken bent moet je fluisteren”. Een mens moet toch iets. Ik tracht te denken, zou ik beter niet doen. In het flitslicht schuilt een leven. De vleugels van een veulen. De leugens van de rimpels. Het simpel dartelen van een vrouw.
Ik vraag ik me af of ik niet beter was weggebleven, had me op zijn minst de taxikosten bespaard. Of ik niet beter een leeg bierblikje in een spooktrein zou zijn. Voor de zeeman die niet weet welke haven hij wil aandoen, bestaat er geen gunstige wind.
De diepvriezer ronkt tot zonsopgang, ik ook. De tijd glijdt onder stoelen en banken als een gletsjer zonder ruis. Katten krabben aan de deur. Liefde maakt blind. En toch aan mijn ogen mankeert niets.
Ik zie alles een beetje dubbel weliswaar. Buiten tegen de gevel staat een blinde in de gutsende regen als een heilige evangelist. Hij neuriet, gehuld in een jas van gelooide mensenhuid, een lied. Alleen in de stilte van de ochtend hoor je hoe leeg het is en hoe vol het glas is…
Doelloos maar met liefde.
21-06-2020. Ergens in maart.... Het lijkt nu al een ver verleden. De laatste avond voor de quarantaine : 23.00 uur.
De deur staat op een kier. Een magere vrouw schrobt de vloer en stuurt een waterval van schuim en aangekoekte praat over de blauwe steen tot net onder mijn voeten. Het verzuurd bouquet van wc-blokjes en oude pis lijkt haar niet te deren. Alles gaat als vanouds, alsof er geen morgen bestaat. Aan de toog, een laat koppeltje en een verwaand kijkende barmeid die hoopt dat ze snel naar huis toe kan want vanaf middernacht gaat de stad op slot en is er geen vervoer meer.
De man praat.
Zij roert nog eens in haar koffie. Ik probeer me niet af te vragen welk nut dat heeft, een zevende keer, in dat kleine kopje waar geen gram suiker in verdwenen is. Zijn stem klinkt luid, vast omdat hij denkt dat mensen hem graag bezig horen, omdat hij de “Latino-man” is. Hij zegt: "kijk, ge moet mij maar nemen zoals ik ben. Jamaar, 't is toch waar. Ik ben nu eenmaal wie ik ben." Hij krapt aan zijn kruis, uit kleine trots vermoed ik, om die knallende waarheid die hij zomaar even de wereld in heeft gestuurd kracht bij te zetten. Zij drinkt een slokje en glimlacht flauwtjes. Ik ruik het zweet dat geruisloos in haar oksels zwelt. Het is vast niet de eerste en de laatste keer dat hij dit zegt. Liefde wordt al snel veel grenzelozer als er wat alcohol mee gemoeid is. Lust vergaan tot wanhoop waar angst in schuilt. Alle wegen leiden naar Rome, alle wegen lopen dood in Rome. Behalve die van 'Radja' en de paus. Mensen zijn doden die nog dromen.
Ik bestel een drankje. Wat doe ik hier?
Maar er is niets meer open en ik heb, het ondertussen bevestigde, voorgevoel dat het nog een hele tijd gaat duren voor ik nog eens in een bar kan hangen. Iedereen kiest wat ie wil met zijn leven. Ik voel me al lang niet meer als een te nemen of te laten speling van het lot, als een onwrikbare optelsom van DNA, omgevingsfactoren en de dingen die je ouders je bewust en onbewust hebben meegegeven, of waar ze je mee hebben opgesolferd, al naargelang... Alsof je godverdomme heel je leven zou moeten blijven wie je per ongeluk blijkt te zijn geworden.
Het barlichaam zegt dat ze mijn bestelling niet verstaat en dat het eigenlijk sluitingstijd is. Geen drank. Ook goed. Terwijl ik opstap, neemt ze de fles whisky en schenkt het glas van de megaprater bij. Tegenover hem wordt voor de 12de keer in de lege koffiekop geroerd. Het boeiende leven der sukkels.
Terug buiten op de stoep moet ik terugdenken aan de kroeg uit de televisieserie Cheers. Geeuwerige praatjes, vervelende koppeltjes, tot de deur openzwaait en de reus binnenwaait. NORMAN!!! Men moet zeer dik zijn of heel veel pinten betalen om zo welkom te kunnen wezen. Je moet tankwagens pils kunnen legen zonder over voorbije operaties en komende doodsoorzaken te praten, zonder leeg te etteren.
Wij hadden vroeger in mijn dorp zo`n postbode, beer van een vent. Hij bezorgde niet alleen de post ook alle nieuwtjes en de laatste roddels. Door weer en wind met de fiets, en geloof me zo`n oude postfiets weegt wat. Van bus tot bus, van kroeg tot kroeg en dat waren er nogal wat in die tijd.
Ik verdwijn in de nacht.
Eerzucht en wroeging, een nest wormen dat langzaam het geweten afknaagt, over borrelde potten gebogen heksen, moord en veldslagen, als mystieke vliegenvangers aan handenklevend bloed. Op straat kotsen vrouwen in portieken. Praatzieke zwervers plooien hun flodderig beddengoed tussenlege dozen. Matrassen voor duizend en één nacht nauwelijks benut, verdwaald en zoekgeraakt als ze zijn tussen de stampende stemmen in hun hoofd.
Maneschijn, storm, regen, westenwind. De aarde wentelt gelijk als gisteren en verwacht dat wij, bij toenemende snelheid ons staande houden, terwijl de sterren trillen en koortszweet het onderlaken doorweekt. De murmelende engelen in mij maken zich klaar om in quarantaine te gaan.
Als ik wist wat ik nu maanden later weet, had ik nog snel de deur van een nachtwinkel ingetrapt en een fles “Flor de Cana” meegeritst...
De deur staat op een kier. Een magere vrouw schrobt de vloer en stuurt een waterval van schuim en aangekoekte praat over de blauwe steen tot net onder mijn voeten. Het verzuurd bouquet van wc-blokjes en oude pis lijkt haar niet te deren. Alles gaat als vanouds, alsof er geen morgen bestaat. Aan de toog, een laat koppeltje en een verwaand kijkende barmeid die hoopt dat ze snel naar huis toe kan want vanaf middernacht gaat de stad op slot en is er geen vervoer meer.
De man praat.
Zij roert nog eens in haar koffie. Ik probeer me niet af te vragen welk nut dat heeft, een zevende keer, in dat kleine kopje waar geen gram suiker in verdwenen is. Zijn stem klinkt luid, vast omdat hij denkt dat mensen hem graag bezig horen, omdat hij de “Latino-man” is. Hij zegt: "kijk, ge moet mij maar nemen zoals ik ben. Jamaar, 't is toch waar. Ik ben nu eenmaal wie ik ben." Hij krapt aan zijn kruis, uit kleine trots vermoed ik, om die knallende waarheid die hij zomaar even de wereld in heeft gestuurd kracht bij te zetten. Zij drinkt een slokje en glimlacht flauwtjes. Ik ruik het zweet dat geruisloos in haar oksels zwelt. Het is vast niet de eerste en de laatste keer dat hij dit zegt. Liefde wordt al snel veel grenzelozer als er wat alcohol mee gemoeid is. Lust vergaan tot wanhoop waar angst in schuilt. Alle wegen leiden naar Rome, alle wegen lopen dood in Rome. Behalve die van 'Radja' en de paus. Mensen zijn doden die nog dromen.
Ik bestel een drankje. Wat doe ik hier?
Maar er is niets meer open en ik heb, het ondertussen bevestigde, voorgevoel dat het nog een hele tijd gaat duren voor ik nog eens in een bar kan hangen. Iedereen kiest wat ie wil met zijn leven. Ik voel me al lang niet meer als een te nemen of te laten speling van het lot, als een onwrikbare optelsom van DNA, omgevingsfactoren en de dingen die je ouders je bewust en onbewust hebben meegegeven, of waar ze je mee hebben opgesolferd, al naargelang... Alsof je godverdomme heel je leven zou moeten blijven wie je per ongeluk blijkt te zijn geworden.
Het barlichaam zegt dat ze mijn bestelling niet verstaat en dat het eigenlijk sluitingstijd is. Geen drank. Ook goed. Terwijl ik opstap, neemt ze de fles whisky en schenkt het glas van de megaprater bij. Tegenover hem wordt voor de 12de keer in de lege koffiekop geroerd. Het boeiende leven der sukkels.
Terug buiten op de stoep moet ik terugdenken aan de kroeg uit de televisieserie Cheers. Geeuwerige praatjes, vervelende koppeltjes, tot de deur openzwaait en de reus binnenwaait. NORMAN!!! Men moet zeer dik zijn of heel veel pinten betalen om zo welkom te kunnen wezen. Je moet tankwagens pils kunnen legen zonder over voorbije operaties en komende doodsoorzaken te praten, zonder leeg te etteren.
Wij hadden vroeger in mijn dorp zo`n postbode, beer van een vent. Hij bezorgde niet alleen de post ook alle nieuwtjes en de laatste roddels. Door weer en wind met de fiets, en geloof me zo`n oude postfiets weegt wat. Van bus tot bus, van kroeg tot kroeg en dat waren er nogal wat in die tijd.
Ik verdwijn in de nacht.
Eerzucht en wroeging, een nest wormen dat langzaam het geweten afknaagt, over borrelde potten gebogen heksen, moord en veldslagen, als mystieke vliegenvangers aan handenklevend bloed. Op straat kotsen vrouwen in portieken. Praatzieke zwervers plooien hun flodderig beddengoed tussenlege dozen. Matrassen voor duizend en één nacht nauwelijks benut, verdwaald en zoekgeraakt als ze zijn tussen de stampende stemmen in hun hoofd.
Maneschijn, storm, regen, westenwind. De aarde wentelt gelijk als gisteren en verwacht dat wij, bij toenemende snelheid ons staande houden, terwijl de sterren trillen en koortszweet het onderlaken doorweekt. De murmelende engelen in mij maken zich klaar om in quarantaine te gaan.
Als ik wist wat ik nu maanden later weet, had ik nog snel de deur van een nachtwinkel ingetrapt en een fles “Flor de Cana” meegeritst...
Vaderlandsliefde met een knipoog.
20-06-2020. 'Dood aan alle Belgen, een kindergids voor een genocide', zo heet het hoogst opmerkelijke boekje van de Amerikaanse tekenaar Danny Wind dat ik onlangs toevallig onder ogen kreeg.
Deze mijnheer stelt Belgen voor als vampieren die graag hersenen verorberen, onschuldige hardwerkende ouders vermoorden en schattige huisdieren oppeuzelen.
Ik geef toe dat we niet vies zijn van een konijntje of een jonge duif in de pot of dat er al eens een bejaard koppel de kop wordt ingeslagen door een radeloos kleinkind. Maar toch ? Belgen willen Amerika innemen (De Crem, misschien?). Op school leren de kinderen Belgisch (?) en eten drie keer per dag wafels. Goedbedoelde satire uiteraard, compleet ethisch verantwoord voor kinderen tussen zes en twaalf jaar. Verder niets achter zoeken, ja toch?
Er zijn ergere dingen in deze 'Black Lives Matters' dagen.
Hoelang, ben ik nu al weg uit Belgie? Ik weet het haast zelf niet meer. Van in de tijd dat er op Anderlecht nog gevoetbald werd. Ik kruip nog zelden in de pen als het over België gaat. Het begrip vaderland is niet zo aan mij besteed.
Wat niet wil zeggen dat ik niet juich als de Belgen een doelpunt maken of niet kan lachen met de lotgevallen van 'Prins Laurent'. Maar dit, zonder te muggenziften, raakt me toch een beetje. … Sometimes you just have to pee in the sink.
De inleiding, tevens de advertentietekst, is een pareltje op zich: “Anyone can name a multitude of great musical, artistic, architectural and cultural achievements from most European countries, France, Spain, Germany, The Netherlands. But what about Belgium and his ten million people ? Waffles, a few beers and chocolate, that’s about it. What have the Belgians been doing with their time ? Belgium has growing imperialist ambitions (is Leopold 2 terug ?).
This book will teach America`s children about the growing Belgian threat and tell them how to combat the coming invasion. Buy it now, because tomorrow it may be too late.”
Dat noem ik nog eens marketing.
Geen wonder dat kinderen in High Schools met geweren staan te zwaaien. “De Belgen zijn verantwoordelijk voor Brusselse spruitjes. Je haat Brusselse spruitjes, niet? Tuurlijk!”. Hij publiceert een kaart, waarop hij Nederland, Frankrijk en Duitsland aanduidt met lachende gezichtjes, terwijl hij over België doodskoppen heeft getekend. Vanwaar die haat tegen België? De Californiër, die trouwens nooit een voet op Belgische bodem heeft gezet, vindt dat België geen identiteit heeft.
Ik weet wel, we zijn een kikkerlandje waar politiek een speeltje is voor technocraten en bekende Vlamingen. Een spiegelpaleis, een pensenkermis, rondjes rijden rond de kerktoren, een cultuur van welvaart en onverschilligheid. Een corrupte rechtsstaat gefundeerd op geweld en uitbuiting van bevolkingsgroepen verpakt in een democratisch sausje. Een landje waar mentaliteitsbouwers, maatschappelijk werkers en kerkleiders je voorhouden dat het leven iets is wat vóór jou en niet dóór jou geregeld wordt. Waar kinder- en fiscaalmisbruik de regel is en een regering vormen de uitzondering. Waar alles tussen pot en pint te regelen valt... Maar dat België niets bijgedragen heeft tot de wereldcultuur, daar zakt mijn broek vanaf. Ik weet niet of deze brave man weleens vanachter zijn tekentafel komt.
Toch even mijnheer (-kleine m-) zijn geheugen opfrissen.
Schilders als Pieter Paul Rubens, René Magritte, Antoon van Dijck, Pieter Brueghel, Paul Delvaux , doen die geen belletje rikkelen ? Zeggen namen als Maurice Béjart, Anne Teresa de Keersmaeker, Adolphe Sax (uitvinder van de saxofoon), Toots Tielemans, Jacques Brel of Adamo iets ? Dit apenlandje is toch maar goed voor 10 Nobelprijswinnaars, waarvan 4 voor de vrede. Voor 154 medailles op Olympische Spelen en 8 Oscars.
Koopt de brave man weleens kleren van toonaangevende ontwerpers als Ann Demeulemeester, Dries Van Noten of Walter Van Beirendonck ? Denkelijk niet, want met tekenen vallen geen schatten te verdienen.
Wat te denken van Audrey Hepburn (°Elsene), Jean-Claude van Damme, Hercule Poirot en Hergé, de geestelijke vader van Kuifje ? Nooit van sportmensen als Jacky ickx, Eddy Merckx, Kim Clijsters, Justine Henin, Raymond Ceulemans of Nafi Thiam gehoord ?
Zegt de term “Flandriens” u iets? “Duvel, Leffe, Westvleteren, Orval … Manneke Pis ? Hier stond, eind jaren tachtig, de wieg van de 'New Beat'.
Rock Werchter blijft het beste rockfestival ter wereld en wat te denken van Tomorrowland en de Koningin Elisabeth (God hebbe haar ziel) wedstrijd ?
Ik kan zo nog wel een tijdje doorgaan.
Van Andreas Vesalius, over Julio Cortázar, Guido Gezelle, Mercator en Christoffel Plantijn tot Victor Horta en Pater Damiaan. Om nog maar te zwijgen van de echte Galliërs, Ambiorix, Clovis (°Doornik) en Godfried van Bouillon. Hoeveel gebouwen zijn er in Amerika niet opgetrokken met Belgische bakstenen?
Arme mijnheer (-kleine m-) Wind, het is niet jouw schuld dat educatie en geschiedenisonderwijs op zo´n laag pitje staan in je land. Dat je president niet van de slimsten is. Maar wie haat zaait, zal mensen als 'Breivik' oogsten. Hoe groter de onwetendheid, hoe groter het dogmatisme. Remember 9/11.
... Misschien ben ik gewoon te lang van huis, dat ik struikel over een kinderboek.
Missschien te lang geen Stella van het vat...
Deze mijnheer stelt Belgen voor als vampieren die graag hersenen verorberen, onschuldige hardwerkende ouders vermoorden en schattige huisdieren oppeuzelen.
Ik geef toe dat we niet vies zijn van een konijntje of een jonge duif in de pot of dat er al eens een bejaard koppel de kop wordt ingeslagen door een radeloos kleinkind. Maar toch ? Belgen willen Amerika innemen (De Crem, misschien?). Op school leren de kinderen Belgisch (?) en eten drie keer per dag wafels. Goedbedoelde satire uiteraard, compleet ethisch verantwoord voor kinderen tussen zes en twaalf jaar. Verder niets achter zoeken, ja toch?
Er zijn ergere dingen in deze 'Black Lives Matters' dagen.
Hoelang, ben ik nu al weg uit Belgie? Ik weet het haast zelf niet meer. Van in de tijd dat er op Anderlecht nog gevoetbald werd. Ik kruip nog zelden in de pen als het over België gaat. Het begrip vaderland is niet zo aan mij besteed.
Wat niet wil zeggen dat ik niet juich als de Belgen een doelpunt maken of niet kan lachen met de lotgevallen van 'Prins Laurent'. Maar dit, zonder te muggenziften, raakt me toch een beetje. … Sometimes you just have to pee in the sink.
De inleiding, tevens de advertentietekst, is een pareltje op zich: “Anyone can name a multitude of great musical, artistic, architectural and cultural achievements from most European countries, France, Spain, Germany, The Netherlands. But what about Belgium and his ten million people ? Waffles, a few beers and chocolate, that’s about it. What have the Belgians been doing with their time ? Belgium has growing imperialist ambitions (is Leopold 2 terug ?).
This book will teach America`s children about the growing Belgian threat and tell them how to combat the coming invasion. Buy it now, because tomorrow it may be too late.”
Dat noem ik nog eens marketing.
Geen wonder dat kinderen in High Schools met geweren staan te zwaaien. “De Belgen zijn verantwoordelijk voor Brusselse spruitjes. Je haat Brusselse spruitjes, niet? Tuurlijk!”. Hij publiceert een kaart, waarop hij Nederland, Frankrijk en Duitsland aanduidt met lachende gezichtjes, terwijl hij over België doodskoppen heeft getekend. Vanwaar die haat tegen België? De Californiër, die trouwens nooit een voet op Belgische bodem heeft gezet, vindt dat België geen identiteit heeft.
Ik weet wel, we zijn een kikkerlandje waar politiek een speeltje is voor technocraten en bekende Vlamingen. Een spiegelpaleis, een pensenkermis, rondjes rijden rond de kerktoren, een cultuur van welvaart en onverschilligheid. Een corrupte rechtsstaat gefundeerd op geweld en uitbuiting van bevolkingsgroepen verpakt in een democratisch sausje. Een landje waar mentaliteitsbouwers, maatschappelijk werkers en kerkleiders je voorhouden dat het leven iets is wat vóór jou en niet dóór jou geregeld wordt. Waar kinder- en fiscaalmisbruik de regel is en een regering vormen de uitzondering. Waar alles tussen pot en pint te regelen valt... Maar dat België niets bijgedragen heeft tot de wereldcultuur, daar zakt mijn broek vanaf. Ik weet niet of deze brave man weleens vanachter zijn tekentafel komt.
Toch even mijnheer (-kleine m-) zijn geheugen opfrissen.
Schilders als Pieter Paul Rubens, René Magritte, Antoon van Dijck, Pieter Brueghel, Paul Delvaux , doen die geen belletje rikkelen ? Zeggen namen als Maurice Béjart, Anne Teresa de Keersmaeker, Adolphe Sax (uitvinder van de saxofoon), Toots Tielemans, Jacques Brel of Adamo iets ? Dit apenlandje is toch maar goed voor 10 Nobelprijswinnaars, waarvan 4 voor de vrede. Voor 154 medailles op Olympische Spelen en 8 Oscars.
Koopt de brave man weleens kleren van toonaangevende ontwerpers als Ann Demeulemeester, Dries Van Noten of Walter Van Beirendonck ? Denkelijk niet, want met tekenen vallen geen schatten te verdienen.
Wat te denken van Audrey Hepburn (°Elsene), Jean-Claude van Damme, Hercule Poirot en Hergé, de geestelijke vader van Kuifje ? Nooit van sportmensen als Jacky ickx, Eddy Merckx, Kim Clijsters, Justine Henin, Raymond Ceulemans of Nafi Thiam gehoord ?
Zegt de term “Flandriens” u iets? “Duvel, Leffe, Westvleteren, Orval … Manneke Pis ? Hier stond, eind jaren tachtig, de wieg van de 'New Beat'.
Rock Werchter blijft het beste rockfestival ter wereld en wat te denken van Tomorrowland en de Koningin Elisabeth (God hebbe haar ziel) wedstrijd ?
Ik kan zo nog wel een tijdje doorgaan.
Van Andreas Vesalius, over Julio Cortázar, Guido Gezelle, Mercator en Christoffel Plantijn tot Victor Horta en Pater Damiaan. Om nog maar te zwijgen van de echte Galliërs, Ambiorix, Clovis (°Doornik) en Godfried van Bouillon. Hoeveel gebouwen zijn er in Amerika niet opgetrokken met Belgische bakstenen?
Arme mijnheer (-kleine m-) Wind, het is niet jouw schuld dat educatie en geschiedenisonderwijs op zo´n laag pitje staan in je land. Dat je president niet van de slimsten is. Maar wie haat zaait, zal mensen als 'Breivik' oogsten. Hoe groter de onwetendheid, hoe groter het dogmatisme. Remember 9/11.
... Misschien ben ik gewoon te lang van huis, dat ik struikel over een kinderboek.
Missschien te lang geen Stella van het vat...